Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. prediker:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor prediker (Nederlands) in het Spaans

prediker:

prediker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de prediker (dominee; predikant; voorganger)
    el capellán; el pastor protestante; el pastor

Vertaal Matrix voor prediker:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
capellán dominee; predikant; prediker; voorganger hulpprediker; hulppriester; kapelaan
pastor dominee; predikant; prediker; voorganger bedienaar van de godsdienst; broeder; geestelijk herder; geestelijke; herder; herdersjongen; hoeder; pastoor; pastor; predikant; schapenhoeder; scheper; veehoeder; verkondiger; zielzorger
pastor protestante dominee; predikant; prediker; voorganger verkondiger

Verwante woorden van "prediker":

  • predikers

Wiktionary: prediker


Cross Translation:
FromToVia
prediker predicador preacher — one who preaches