Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor protesteren (Nederlands) in het Spaans

protesteren:

protesteren werkwoord (protesteer, protesteert, protesteerde, protesteerden, geprotesteerd)

  1. protesteren (tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken)
    protestar; negar; objetar; contradecir; argumentar; discutir; debatir; replicar; argüir; rebatir
  2. protesteren (tegensputteren; sputteren; tegenpruttelen)
    rezongar
  3. protesteren (tegenspartelen; verzetten; tegenstribbelen)

Conjugations for protesteren:

o.t.t.
  1. protesteer
  2. protesteert
  3. protesteert
  4. protesteren
  5. portesteren
  6. protesteren
o.v.t.
  1. protesteerde
  2. protesteerde
  3. protesteerde
  4. protesteerden
  5. protesteerden
  6. protesteerden
v.t.t.
  1. heb geprotesteerd
  2. hebt geprotesteerd
  3. heeft geprotesteerd
  4. hebben geprotesteerd
  5. hebben geprotesteerd
  6. hebben geprotesteerd
v.v.t.
  1. had geprotesteerd
  2. had geprotesteerd
  3. had geprotesteerd
  4. hadden geprotesteerd
  5. hadden geprotesteerd
  6. hadden geprotesteerd
o.t.t.t.
  1. zal protesteren
  2. zult protesteren
  3. zal protesteren
  4. zullen protesteren
  5. zullen protesteren
  6. zullen protesteren
o.v.t.t.
  1. zou protesteren
  2. zou protesteren
  3. zou protesteren
  4. zouden protesteren
  5. zouden protesteren
  6. zouden protesteren
diversen
  1. protesteer!
  2. protesteert!
  3. geprotesteerd
  4. protesterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor protesteren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
defender afweren; verdedigen; verweren; weren
defenderse afweren; verdedigen; verweren; weren
discutir ruzie maken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
argumentar protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken argumenteren; beredeneren; betogen; demonstreren; disputeren; redeneren; redetwisten; twisten
argüir protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken argumenteren; disputeren; redetwisten; twisten
contradecir protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken argumenteren; disputeren; in tegenspraak zijn met; logenstraffen; loochenen; redetwisten; tegenspreken; twisten; verloochenen; verzaken; weerspreken
debatir protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken bediscussiëren; bepraten; bespreken; debatteren; discussiëren; doorpraten; doorspreken; overleg voeren; praten over
defender protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen; verzetten afweren; bemerken; bepleiten; beschermen; beschutten; in bescherming nemen; opmerken; pleiten; van mening zijn; verdedigen; verweren; voorstaan; waken; waken over; weren
defenderse protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen; verzetten behelpen; bolwerken
discutir protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken argumenteren; bakkeleien; bediscussiëren; bekvechten; bepraten; bespreken; debatteren; discussiëren; disputeren; doorpraten; doorspreken; hakketakken; kiften; kijven; krakelen; overleg voeren; praten over; redetwisten; ruzie hebben; ruzie maken; ruzieën; ruziën; twisten; uitpraten; uitspreken
ir en contra protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen; verzetten
mantener a distancia protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen; verzetten afhouden; terughouden; weghouden
negar protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken achterhouden; afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; behouden; links laten liggen; logenstraffen; loochenen; negeren; ontkennen; opzijleggen; reserveren; ricocheren; terughouden; verbieden; verloochenen; verwerpen; verzaken; weigeren
objetar protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken
protestar protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken appelleren; appèl aantekenen
rebatir protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; argumenteren; disputeren; ontkrachten; ontzenuwen; redetwisten; ricocheren; twisten; verwerpen; weerleggen
refunfuñar protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen; verzetten blaffen; brullen; bulderen; daveren; foeteren; grauwen; kankeren; ketteren; kwaad zijn; sakkeren; schreeuwen; schuimbekken; snauwen; uitvaren tegen; vloeken; woedend zijn; zemelen; zeuren
replicar protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken argumenteren; deelnemen; disputeren; redetwisten; twisten
rezongar protesteren; sputteren; tegenpruttelen; tegenspartelen; tegensputteren; tegenstribbelen; verzetten knorren; knorrend geluid maken; sakkeren; zemelen

Wiktionary: protesteren

protesteren
verb
  1. grote bezwaren uiten

Cross Translation:
FromToVia
protesteren objetar object — disagree with something or someone
protesteren protestar protest — to make a strong objection
protesteren protestar protesterpromettre formellement, assurer positivement, solennellement.