Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. rekenen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rekenen (Nederlands) in het Spaans

rekenen:

rekenen werkwoord (reken, rekent, rekende, rekenden, gerekend)

  1. rekenen
    contar; calcular

Conjugations for rekenen:

o.t.t.
  1. reken
  2. rekent
  3. rekent
  4. rekenen
  5. rekenen
  6. rekenen
o.v.t.
  1. rekende
  2. rekende
  3. rekende
  4. rekenden
  5. rekenden
  6. rekenden
v.t.t.
  1. heb gerekend
  2. hebt gerekend
  3. heeft gerekend
  4. hebben gerekend
  5. hebben gerekend
  6. hebben gerekend
v.v.t.
  1. had gerekend
  2. had gerekend
  3. had gerekend
  4. hadden gerekend
  5. hadden gerekend
  6. hadden gerekend
o.t.t.t.
  1. zal rekenen
  2. zult rekenen
  3. zal rekenen
  4. zullen rekenen
  5. zullen rekenen
  6. zullen rekenen
o.v.t.t.
  1. zou rekenen
  2. zou rekenen
  3. zou rekenen
  4. zouden rekenen
  5. zouden rekenen
  6. zouden rekenen
diversen
  1. reken!
  2. rekent!
  3. gerekend
  4. rekenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor rekenen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
calcular rekenen afwegen; becijferen; begroten; bepalen; berekenen; calculeren; controleren; inschatten; nagaan; nakijken; schatten; uitrekenen; uitwerken
contar rekenen aftellen; babbelen; begroten; berekenen; beschrijven; erbij optellen; erbij rekenen; erbij tellen; geld afpassen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; mededelen; meeberekenen; meerekenen; meetellen; passen; praten; snateren; spreken; tellen; toevoegen; uiteenzetten; verhaal vertellen; verhalen; vertellen; wauwelen; zeggen; zwammen

Verwante definities voor "rekenen":

  1. er een bedrag voor vragen1
    • hoeveel reken je voor die boot?1
  2. geloven dat het zo zal zijn1
    • ik reken op dertig gasten1
  3. op iets of iemand vertrouwen1
    • je kunt altijd op hem rekenen1
  4. sommen maken met getallen1
    • zij kan heel snel rekenen1
  5. vinden dat hij daarbij hoort1
    • ik reken hem tot mijn beste vrienden1

Wiktionary: rekenen

rekenen
verb
  1. getallen manipuleren
  2. in rekening brengen

Cross Translation:
FromToVia
rekenen contar; calcular rechnenrechnen mit: stark vermuten, dass etwas geschehen wird; voraussehen
rekenen calcular; computar; contar calculerdéterminer un nombre au moyen d’un calcul, de calculs.
rekenen contar; calcular; computar compterdéterminer (une quantité, un nombre), plus particulièrement par un dénombrement, sinon par un calcul.
rekenen preguntar; pedir demander — Indiquer à quelqu’un par des paroles, par un écrit ou tout autre moyen ce qu’on désire obtenir de lui.

Verwante vertalingen van rekenen