Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. trap:
  2. trappen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor trap (Nederlands) in het Spaans

trap:

trap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de trap (trapje)
    – schuin bouwsel met treden waarlangs je naar boven of beneden kunt 1
    la escalera
  2. de trap (voetbeweging; schop)
    – harde stoot met je voet 1
  3. de trap (opgang)
    – schuin bouwsel met treden waarlangs je naar boven of beneden kunt 1
    el acceso; la escalera; la caja de escalera

trap

  1. trap
    la captura
    • captura [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor trap:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acceso opgang; trap entree; hal; ingang; inlaat; inrit; oprijlaan; oprit; portaal; toegang; toelating; vestibule; voorportaal
caja de escalera opgang; trap
captura trap buit; onderschepping; prooi; prooidier; vangst; vrijheidsstraf
escalera opgang; trap; trapje
patada schop; trap; voetbeweging dreun; jens; klap; klop; knal; lel; mep; tik; toegebrachte klap

Verwante woorden van "trap":


Synoniemen voor "trap":


Verwante definities voor "trap":

  1. harde stoot met je voet1
    • hij gaf een trap tegen de bal1
  2. schuin bouwsel met treden waarlangs je naar boven of beneden kunt1
    • hij gaat via de trap naar boven1
  3. vorm van het bijvoeglijk naamwoord dat een graad uitdrukt1
    • na 'groot' komen de trappen 'groter' en 'grootst'1

Wiktionary: trap


Cross Translation:
FromToVia
trap avutarda bustard — any of several birds of the family Otididae
trap escalera stair — series of steps
trap escalera staircase — stairway
trap escalera stairs — contiguous set of steps
trap grado; cargo; jerarquía degréespace compris entre deux marches d’un escalier.
trap escalera escalier — Ensemble de marches
trap avutarda; otídido outarde — Petit échassier

trap vorm van trappen:

trappen werkwoord (trap, trapt, trapte, trapten, getrapt)

  1. trappen (trappen geven; schoppen)

Conjugations for trappen:

o.t.t.
  1. trap
  2. trapt
  3. trapt
  4. trappen
  5. trappen
  6. trappen
o.v.t.
  1. trapte
  2. trapte
  3. trapte
  4. trapten
  5. trapten
  6. trapten
v.t.t.
  1. heb getrapt
  2. hebt getrapt
  3. heeft getrapt
  4. hebben getrapt
  5. hebben getrapt
  6. hebben getrapt
v.v.t.
  1. had getrapt
  2. had getrapt
  3. had getrapt
  4. hadden getrapt
  5. hadden getrapt
  6. hadden getrapt
o.t.t.t.
  1. zal trappen
  2. zult trappen
  3. zal trappen
  4. zullen trappen
  5. zullen trappen
  6. zullen trappen
o.v.t.t.
  1. zou trappen
  2. zou trappen
  3. zou trappen
  4. zouden trappen
  5. zouden trappen
  6. zouden trappen
en verder
  1. ben getrapt
  2. bent getrapt
  3. is getrapt
  4. zijn getrapt
  5. zijn getrapt
  6. zijn getrapt
diversen
  1. trap!
  2. trapt!
  3. getrapt
  4. trappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor trappen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dar patadas schoppen; trappen; trappen geven
- lopen

Verwante woorden van "trappen":


Wiktionary: trappen


Cross Translation:
FromToVia
trappen patear kick — strike with or raise the foot or leg

Verwante vertalingen van trap