Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Spaans ->Zoek: zielszorger

Nederlandse en Spaanse zoekresultaten voor: zielszorger

Overzicht

Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...

zielzorger:
- guía espiritual; pastor; cura; párroco; eclesiástico; clérigo; curador de almas
Wiktionary:
- zielszorger → abad, abate, cura, sacerdote, pastor, párroco, dómine, pastor protestante

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zielszorger (Nederlands) in het Spaans

zielszorger vorm van zielzorger:

zielzorger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de zielzorger
el guía espiritual; el pastor; el cura; el párroco; el eclesiástico; el clérigo; el curador de almas
- guía espiritual [el ~] zelfstandig naamwoord
- pastor [el ~] zelfstandig naamwoord
- cura [el ~] zelfstandig naamwoord
- párroco [el ~] zelfstandig naamwoord
- eclesiástico [el ~] zelfstandig naamwoord
- clérigo [el ~] zelfstandig naamwoord
- curador de almas [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor zielzorger:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
clérigo	zielzorger	herder
cura	zielzorger	broeder; frater; herder; kloosterling; monnik; pastor; predikant; verkondiger
curador de almas	zielzorger
eclesiástico	zielzorger	bedienaar van de godsdienst; broeder; geestelijk herder; geestelijke; herder; hoeder; pastoor
guía espiritual	zielzorger	bedienaar van de godsdienst; broeder; geestelijk herder; geestelijke; herder; hoeder; pastoor
pastor	zielzorger	bedienaar van de godsdienst; broeder; dominee; geestelijk herder; geestelijke; herder; herdersjongen; hoeder; pastoor; pastor; predikant; prediker; schapenhoeder; scheper; veehoeder; verkondiger; voorganger
párroco	zielzorger	herder; pastor; predikant; verkondiger
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
eclesiástico		geestelijk; gelovig; godsdienstig; godvruchtig; kerkelijk; religieus; vroom

Verwante woorden van "zielzorger":

zielzorgers

Wiktionary: zielszorger

Cross Translation:

From	To	Via
• zielszorger	→ abad; abate; cura; sacerdote; pastor	↔ abbé — À trier
• zielszorger	→ cura; sacerdote; pastor; párroco	↔ curé — prêtre de l'église catholique romaine pourvoir d’une cure.
• zielszorger	→ pastor; dómine; pastor protestante	↔ pasteur — berger ; pâtre. — note Dans cette acception, il ne se dit guère qu’en parlant des peuples anciens et dans le style poétique.