Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. aangelengd:
  2. aanlengen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aangelengd (Nederlands) in het Spaans

aangelengd:

aangelengd bijvoeglijk naamwoord

  1. aangelengd (verdund)
    ligero; blando; acuoso; diluido; seroso; ácueo

Vertaal Matrix voor aangelengd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acuoso aangelengd; verdund slap; waterachtig; waterig
blando aangelengd; verdund bleekjes; clement; futloos; goedhartig; krukkig; laks; lamlendig; lusteloos; mak; mals; mat; mild; murw; onbeholpen; onhandig; pips; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; wee; week; welwillend; zacht; zachtaardig; ziekelijk; zwak
diluido aangelengd; verdund
ligero aangelengd; verdund fris; frivool; hups; koel; licht; lichtgewicht; lichtvaardig; lichtvoetig; lichtwegend; lichtzinnig; los; losbandig; luchtig; niet donker; niet vast; snelvoetig; vederlicht; wuft
seroso aangelengd; verdund
ácueo aangelengd; verdund

aanlengen:

aanlengen werkwoord (leng aan, lengt aan, lengde aan, lengden aan, aangelengd)

  1. aanlengen (verdunnen; versnijden; verwateren)
    debilitar; aflojar; diluir

Conjugations for aanlengen:

o.t.t.
  1. leng aan
  2. lengt aan
  3. lengt aan
  4. lengen aan
  5. lengen aan
  6. lengen aan
o.v.t.
  1. lengde aan
  2. lengde aan
  3. lengde aan
  4. lengden aan
  5. lengden aan
  6. lengden aan
v.t.t.
  1. heb aangelengd
  2. hebt aangelengd
  3. heeft aangelengd
  4. hebben aangelengd
  5. hebben aangelengd
  6. hebben aangelengd
v.v.t.
  1. had aangelengd
  2. had aangelengd
  3. had aangelengd
  4. hadden aangelengd
  5. hadden aangelengd
  6. hadden aangelengd
o.t.t.t.
  1. zal aanlengen
  2. zult aanlengen
  3. zal aanlengen
  4. zullen aanlengen
  5. zullen aanlengen
  6. zullen aanlengen
o.v.t.t.
  1. zou aanlengen
  2. zou aanlengen
  3. zou aanlengen
  4. zouden aanlengen
  5. zouden aanlengen
  6. zouden aanlengen
diversen
  1. leng aan!
  2. lengt aan!
  3. aangelengd
  4. aanlengende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aanlengen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aflojar aanlengen; verdunnen; versnijden; verwateren afmatten; dempen; matigen; moe maken; ophoesten; slopen; temperen; terugdraaien; terugschroeven; uitputten; verflauwen; vermoeien; verslappen; voor de dag komen met; vrijaf geven; vrijgeven; zich matigen
debilitar aanlengen; verdunnen; versnijden; verwateren aan kracht inboeten; aantasten; aanvreten; aftakelen; bederven; beschadigen; deren; iem.'s positie ondermijnen; ondergraven; ondermijnen; uitputten; verslappen; verzwakken; wegglijden; zwak worden; zwakker worden
diluir aanlengen; verdunnen; versnijden; verwateren

Wiktionary: aanlengen

aanlengen
verb
  1. verdunnen.

Cross Translation:
FromToVia
aanlengen arruinar; chapucear; chafallar gâcher — maçonnerie|fr délayer du plâtre, du mortier avec de l’eau.