Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. aanstrijken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanstrijken (Nederlands) in het Spaans

aanstrijken:

aanstrijken werkwoord (strijk aan, strijkt aan, streek aan, streken aan, aangestreken)

  1. aanstrijken (doen ontvlammen; aansteken)
    enlucir; levantar; amanecer; alzar; robar con engaño

Conjugations for aanstrijken:

o.t.t.
  1. strijk aan
  2. strijkt aan
  3. strijkt aan
  4. strijken aan
  5. strijken aan
  6. strijken aan
o.v.t.
  1. streek aan
  2. streek aan
  3. streek aan
  4. streken aan
  5. streken aan
  6. streken aan
v.t.t.
  1. heb aangestreken
  2. hebt aangestreken
  3. heeft aangestreken
  4. hebben aangestreken
  5. hebben aangestreken
  6. hebben aangestreken
v.v.t.
  1. had aangestreken
  2. had aangestreken
  3. had aangestreken
  4. hadden aangestreken
  5. hadden aangestreken
  6. hadden aangestreken
o.t.t.t.
  1. zal aanstrijken
  2. zult aanstrijken
  3. zal aanstrijken
  4. zullen aanstrijken
  5. zullen aanstrijken
  6. zullen aanstrijken
o.v.t.t.
  1. zou aanstrijken
  2. zou aanstrijken
  3. zou aanstrijken
  4. zouden aanstrijken
  5. zouden aanstrijken
  6. zouden aanstrijken
diversen
  1. strijk aan!
  2. strijkt aan!
  3. aangestreken
  4. aanstrijkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aanstrijken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alzar omhoog steken; opsteken
amanecer aanbreken van de dag; dageraad; morgenschemering; morgenstond; ochtendgloren; ochtendstond; vroege ochtenduren; zonsopgang
levantar omhoog steken; omhoog werpen; opsteken; opwerpen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alzar aansteken; aanstrijken; doen ontvlammen aanleren; aansteken; absorberen; afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; buslichten; casseren; eigen maken; erbij voegen; heffen; hernieuwen; herstellen; hijsen; hoger draaien; hoger maken; in de fik steken; in de hoogte steken; leren; lichten; lichter worden van kleur; naar boven tillen; neppen; omhoog brengen; omhoog doen; omhoog heffen; omhoogdraaien; omhoogheffen; omhoogkomen; omhoogrijzen; omhoogrukken; omhoogsteken; omhoogtillen; omlijnen; omranden; opdraaien; opheffen; oplichten; opnemen; oppikken; oprijzen; opslorpen; opslurpen; opsteken; opstijgen; optillen; opvliegen; renoveren; restaureren; rijzen; sigaret opsteken; tillen; toevoegen; verbeteren; verhelpen; verhogen; verneuken; vernieuwen; verwerven
amanecer aansteken; aanstrijken; doen ontvlammen aanbreken van de dag; aanmanen; aanmanen tot een verplichting; aanrekenen; aanwrijven; afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; berispen; beschuldigen; blameren; dagen; flikkeren; fonkelen; gispen; glanzen; gloren; iemand iets verwijten; krieken; kwalijk nemen; laken; licht worden; lichten; lichter worden van kleur; manen; nadragen; neppen; omlijnen; omranden; oplichten; schijnen; sommeren; sprankelen; stralen; twinkelen; verhuizen; verkassen; verneuken; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
enlucir aansteken; aanstrijken; doen ontvlammen bepleisteren; lichter worden van kleur; oplichten; pleisteren; van pleister voorzien
levantar aansteken; aanstrijken; doen ontvlammen aansteken; afbakenen; afpalen; afzetten; arrangeren; begrenzen; bliksemen; bouwen; buslichten; casseren; construeren; heffen; hernieuwen; herstellen; hijsen; hoger maken; hoger worden; hooghouden; iets op touw zetten; ijlen; in de fik steken; in de hoogte houden; in de hoogte steken; jachten; jagen; jakkeren; laten gaan; laten lopen; lichten; motiveren; naar boven tillen; naar boven trekken; niet vasthouden; omhoog brengen; omhoog heffen; omhoog rukken; omhoog trekken; omhoogbrengen; omhooggooien; omhooghalen; omhoogheffen; omhooghouden; omhoogkomen; omhoogrukken; omhoogsteken; omhoogtillen; omhoogtrekken; omlijnen; opgooien; opheffen; ophijsen; ophogen; ophouden; opschieten; opstijgen; optillen; opvliegen; opwerpen; rechtop zetten; regelen; renoveren; reppen; snellen; spoeden; tillen; verbeteren; verhelpen; verhogen; verhuizen; verkassen; vernieuwen; vliegen; weerlichten; zich haasten; zich omhoogtrekken; zich optrekken aan; zich spoeden
robar con engaño aansteken; aanstrijken; doen ontvlammen afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; neppen; omlijnen; verneuken

Wiktionary: aanstrijken


Cross Translation:
FromToVia
aanstrijken frotar; fregar frotterpasser une chose sur une autre à plusieurs reprises, en appuyer, en pressant.