Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. aansturen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aansturen (Nederlands) in het Spaans

aansturen:

aansturen werkwoord (stuur aan, stuurt aan, stuurde aan, stuurden aan, aangestuurd)

  1. aansturen

Conjugations for aansturen:

o.t.t.
  1. stuur aan
  2. stuurt aan
  3. stuurt aan
  4. sturen aan
  5. sturen aan
  6. sturen aan
o.v.t.
  1. stuurde aan
  2. stuurde aan
  3. stuurde aan
  4. stuurden aan
  5. stuurden aan
  6. stuurden aan
v.t.t.
  1. heb aangestuurd
  2. hebt aangestuurd
  3. heeft aangestuurd
  4. hebben aangestuurd
  5. hebben aangestuurd
  6. hebben aangestuurd
v.v.t.
  1. had aangestuurd
  2. had aangestuurd
  3. had aangestuurd
  4. hadden aangestuurd
  5. hadden aangestuurd
  6. hadden aangestuurd
o.t.t.t.
  1. zal aansturen
  2. zult aansturen
  3. zal aansturen
  4. zullen aansturen
  5. zullen aansturen
  6. zullen aansturen
o.v.t.t.
  1. zou aansturen
  2. zou aansturen
  3. zou aansturen
  4. zouden aansturen
  5. zouden aansturen
  6. zouden aansturen
diversen
  1. stuur aan!
  2. stuurt aan!
  3. aangestuurd
  4. aansturende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aansturen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hacer rumbo a aansturen aanhouden op; aansturen op; afstevenen op; afstomen op; afvaren op; stevenen
tener el ojo puesto en aansturen

Verwante vertalingen van aansturen