Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. afdragen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afdragen (Nederlands) in het Spaans

afdragen:

afdragen werkwoord (draag af, draagt af, droeg af, droegen af, afgedragen)

  1. afdragen (overdragen aan)
    entregar
  2. afdragen (verslijten; slijten; verteren)

Conjugations for afdragen:

o.t.t.
  1. draag af
  2. draagt af
  3. draagt af
  4. dragen af
  5. dragen af
  6. dragen af
o.v.t.
  1. droeg af
  2. droeg af
  3. droeg af
  4. droegen af
  5. droegen af
  6. droegen af
v.t.t.
  1. heb afgedragen
  2. hebt afgedragen
  3. heeft afgedragen
  4. hebben afgedragen
  5. hebben afgedragen
  6. hebben afgedragen
v.v.t.
  1. had afgedragen
  2. had afgedragen
  3. had afgedragen
  4. hadden afgedragen
  5. hadden afgedragen
  6. hadden afgedragen
o.t.t.t.
  1. zal afdragen
  2. zult afdragen
  3. zal afdragen
  4. zullen afdragen
  5. zullen afdragen
  6. zullen afdragen
o.v.t.t.
  1. zou afdragen
  2. zou afdragen
  3. zou afdragen
  4. zouden afdragen
  5. zouden afdragen
  6. zouden afdragen
diversen
  1. draag af!
  2. draagt af!
  3. afgedragen
  4. afdragende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afdragen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afdragen (kleding afdragen)
    el desgastar

Vertaal Matrix voor afdragen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desgastar afdragen; kleding afdragen afslijten; slijten; verslijten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
descomponerse afdragen; slijten; verslijten; verteren afrotten; doorleven; doorstaan; eroderen; ontbinden; rotten; verdragen; verduren; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; wegvreten
desgastar afdragen; slijten; verslijten; verteren afslijten
entregar afdragen; overdragen aan aanbieden; aangeven; aanleveren; aanreiken; afgeven; afleveren; afstaan; bestellen; bezorgen; brengen; doneren; geven; gunnen; gunst verlenen; indienen; inleveren; inschrijven; leveren; offreren; opgeven; orderen; overgeven; overhandigen; presenteren; rondbrengen; schenken; strijd opgeven; thuisbezorgen; toeleveren; toesteken; uitbetalen; verlenen; verstrekken

Antoniemen van "afdragen":


Verwante definities voor "afdragen":

  1. iets wat je zelf gekregen hebt aan anderen geven1
    • Jan moest de winst afdragen aan het bestuur1
  2. kleren dragen tot ze versleten zijn1
    • hij heeft deze jas helemaal afgedragen1

Wiktionary: afdragen

afdragen
verb
  1. door dragen afslijten
  2. overdragen

Verwante vertalingen van afdragen