Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. afgedempt:
  2. afdempen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afgedempt (Nederlands) in het Spaans

afgedempt:

afgedempt bijvoeglijk naamwoord

  1. afgedempt (gedempt)
    indeterminado; amortiguado; irresoluto

Vertaal Matrix voor afgedempt:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
indeterminado afgedempt; gedempt niet duidelijk; niet helder; onbepaald; onbestemd; onduidelijk; onhelder; onklaar; troebel; vaag
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amortiguado afgedempt; gedempt gedempt; halfluid; niet helder; onduidelijk; vaag
irresoluto afgedempt; gedempt aarzelend; besluitloos; dralend; halfslachtig; langzaam; leuterig; onbeslist; onstandvastig; onuitgemaakt; schoorvoetend; slepend; talmend; traag; treuzelachtig; treuzelend; twijfelmoedig; wankelmoedig; weifelend

afgedempt vorm van afdempen:

afdempen werkwoord (demp af, dempt af, dempte af, dempten af, afgedempt)

  1. afdempen (afdempen van geluid)
    silenciar; apagar

Conjugations for afdempen:

o.t.t.
  1. demp af
  2. dempt af
  3. dempt af
  4. dempen af
  5. dempen af
  6. dempen af
o.v.t.
  1. dempte af
  2. dempte af
  3. dempte af
  4. dempten af
  5. dempten af
  6. dempten af
v.t.t.
  1. heb afgedempt
  2. hebt afgedempt
  3. heeft afgedempt
  4. hebben afgedempt
  5. hebben afgedempt
  6. hebben afgedempt
v.v.t.
  1. had afgedempt
  2. had afgedempt
  3. had afgedempt
  4. hadden afgedempt
  5. hadden afgedempt
  6. hadden afgedempt
o.t.t.t.
  1. zal afdempen
  2. zult afdempen
  3. zal afdempen
  4. zullen afdempen
  5. zullen afdempen
  6. zullen afdempen
o.v.t.t.
  1. zou afdempen
  2. zou afdempen
  3. zou afdempen
  4. zouden afdempen
  5. zouden afdempen
  6. zouden afdempen
diversen
  1. demp af!
  2. dempt af!
  3. afgedempt
  4. afdempende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor afdempen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apagar afdempen; afdempen van geluid afbakenen; afpalen; afsluiten; afzetten; begrenzen; blussen; doven; neppen; omlijnen; prenten; smoren; stilzetten; stoppen; tot stilstand brengen; uitademen; uitblazen; uitblussen; uitdoen; uitdoven; uitdraaien; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden
silenciar afdempen; afdempen van geluid dempen; stilzwijgen