Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. afwas:
  2. afwassen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afwas (Nederlands) in het Spaans

afwas:

afwas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de afwas (vaat)
    la vajilla; el platitos
    • vajilla [la ~] zelfstandig naamwoord
    • platitos [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor afwas:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
platitos afwas; vaat schaaltjes
vajilla afwas; vaat vaatwerk

Verwante woorden van "afwas":


Wiktionary: afwas

afwas
noun
  1. het afwassen, het af te wassene

afwas vorm van afwassen:

afwassen werkwoord (was af, wast af, waste af, wasten af, afgewassen)

  1. afwassen (vaat doen)

Conjugations for afwassen:

o.t.t.
  1. was af
  2. wast af
  3. wast af
  4. wassen af
  5. wassen af
  6. wassen af
o.v.t.
  1. waste af
  2. waste af
  3. waste af
  4. wasten af
  5. wasten af
  6. wasten af
v.t.t.
  1. heb afgewassen
  2. hebt afgewassen
  3. heeft afgewassen
  4. hebben afgewassen
  5. hebben afgewassen
  6. hebben afgewassen
v.v.t.
  1. had afgewassen
  2. had afgewassen
  3. had afgewassen
  4. hadden afgewassen
  5. hadden afgewassen
  6. hadden afgewassen
o.t.t.t.
  1. zal afwassen
  2. zult afwassen
  3. zal afwassen
  4. zullen afwassen
  5. zullen afwassen
  6. zullen afwassen
o.v.t.t.
  1. zou afwassen
  2. zou afwassen
  3. zou afwassen
  4. zouden afwassen
  5. zouden afwassen
  6. zouden afwassen
diversen
  1. was af!
  2. wast af!
  3. afgewassen
  4. afwassende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor afwassen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fregar la vajilla afwassen; vaat doen
fregar los platos afwassen; vaat doen

Verwante woorden van "afwassen":