Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. assimileren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor assimileren (Nederlands) in het Spaans

assimileren:

assimileren werkwoord (assimileer, assimileert, assimileerde, assimileerden, geassimileerd)

  1. assimileren
    asimilar

Conjugations for assimileren:

o.t.t.
  1. assimileer
  2. assimileert
  3. assimileert
  4. assimileren
  5. assimileren
  6. assimileren
o.v.t.
  1. assimileerde
  2. assimileerde
  3. assimileerde
  4. assimileerden
  5. assimileerden
  6. assimileerden
v.t.t.
  1. heb geassimileerd
  2. hebt geassimileerd
  3. heeft geassimileerd
  4. hebben geassimileerd
  5. hebben geassimileerd
  6. hebben geassimileerd
v.v.t.
  1. had geassimileerd
  2. had geassimileerd
  3. had geassimileerd
  4. hadden geassimileerd
  5. hadden geassimileerd
  6. hadden geassimileerd
o.t.t.t.
  1. zal assimileren
  2. zult assimileren
  3. zal assimileren
  4. zullen assimileren
  5. zullen assimileren
  6. zullen assimileren
o.v.t.t.
  1. zou assimileren
  2. zou assimileren
  3. zou assimileren
  4. zouden assimileren
  5. zouden assimileren
  6. zouden assimileren
diversen
  1. assimileer!
  2. assimileert!
  3. geassimileerd
  4. assimilerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

assimileren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. assimileren
    la asimilación

Vertaal Matrix voor assimileren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
asimilación assimileren assimilatie; gelijkmaken; nivelleren; verwerking
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
asimilar assimileren

Wiktionary: assimileren

assimileren
verb
  1. doen opgaan van een minderheidsgroep in een gevestigde gemeenschap

Cross Translation:
FromToVia
assimileren asimilar assimiler — Incorporer un groupe de gens dans une population