Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. beginnen te werken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beginnen te werken (Nederlands) in het Spaans

beginnen te werken:

beginnen te werken werkwoord (begin te werken, begint te werken, begon te werken, begonnen te werken, begonnen te werken)

  1. beginnen te werken (beginnen met werk)

Conjugations for beginnen te werken:

o.t.t.
  1. begin te werken
  2. begint te werken
  3. begint te werken
  4. beginnen te werken
  5. beginnen te werken
  6. beginnen te werken
o.v.t.
  1. begon te werken
  2. begon te werken
  3. begon te werken
  4. begonnen te werken
  5. begonnen te werken
  6. begonnen te werken
v.t.t.
  1. ben begonnen te werken
  2. bent begonnen te werken
  3. is begonnen te werken
  4. zijn begonnen te werken
  5. zijn begonnen te werken
  6. zijn begonnen te werken
v.v.t.
  1. was begonnen te werken
  2. was begonnen te werken
  3. was begonnen te werken
  4. waren begonnen te werken
  5. waren begonnen te werken
  6. waren begonnen te werken
o.t.t.t.
  1. zal beginnen te werken
  2. zult beginnen te werken
  3. zal beginnen te werken
  4. zullen beginnen te werken
  5. zullen beginnen te werken
  6. zullen beginnen te werken
o.v.t.t.
  1. zou beginnen te werken
  2. zou beginnen te werken
  3. zou beginnen te werken
  4. zouden beginnen te werken
  5. zouden beginnen te werken
  6. zouden beginnen te werken
diversen
  1. begin te werken!
  2. begint te werken!
  3. begonnen te werken
  4. beginnend te werken
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor beginnen te werken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
comenzar a trabajar beginnen met werk; beginnen te werken
empezar a trabajar beginnen met werk; beginnen te werken

Verwante vertalingen van beginnen te werken