Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. bekladden:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bekladden (Nederlands) in het Spaans

bekladden:

bekladden werkwoord (beklad, bekladt, bekladde, bekladden, beklad)

  1. bekladden (bevuilen; besmeren; bevlekken; bemorsen)
    ensuciar; embadurnar; emborronar; manchar; pintarrajear

Conjugations for bekladden:

o.t.t.
  1. beklad
  2. bekladt
  3. bekladt
  4. bekladden
  5. bekladden
  6. bekladden
o.v.t.
  1. bekladde
  2. bekladde
  3. bekladde
  4. bekladden
  5. bekladden
  6. bekladden
v.t.t.
  1. heb beklad
  2. hebt beklad
  3. heeft beklad
  4. hebben beklad
  5. hebben beklad
  6. hebben beklad
v.v.t.
  1. had beklad
  2. had beklad
  3. had beklad
  4. hadden beklad
  5. hadden beklad
  6. hadden beklad
o.t.t.t.
  1. zal bekladden
  2. zult bekladden
  3. zal bekladden
  4. zullen bekladden
  5. zullen bekladden
  6. zullen bekladden
o.v.t.t.
  1. zou bekladden
  2. zou bekladden
  3. zou bekladden
  4. zouden bekladden
  5. zouden bekladden
  6. zouden bekladden
diversen
  1. beklad!
  2. bekladt!
  3. beklad
  4. bekladdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bekladden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
manchar vlekken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
embadurnar bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen kladderen; kliederen; klodderen
emborronar bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen
ensuciar bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen bedoezelen; besmeuren; bevlekken; bevuilen; bezoedelen; kladden; kladderen; kliederen; klodderen; knoeien; morsen; verontreinigen; vervuilen; vies maken; viesmaken; vlekken; vuil maken; vuilmaken
manchar bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen afgeven; bedoezelen; bevlekken; bevuilen; bezoedelen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; kladderen; kliederen; klodderen; smetten; verontreinigen; vervuilen; vies maken; viesmaken; vlekken; vuil maken; vuilmaken
pintarrajear bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen kalken; kladden; neerkladden