Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beleg (Nederlands) in het Spaans

beleg:

beleg [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het beleg (belegering)
    el asedio; el sitio; el cerco
    • asedio [el ~] zelfstandig naamwoord
    • sitio [el ~] zelfstandig naamwoord
    • cerco [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. het beleg (broodbeleg)
    el cubrimiento para sandwiches

Vertaal Matrix voor beleg:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
asedio beleg; belegering
cerco beleg; belegering aaneenschakeling; cirkel; keten; ketting; kring; rayon; rayon van een bedrijf; snoer
cubrimiento para sandwiches beleg; broodbeleg
sitio beleg; belegering accommodatie; hoek; locatie; onderbrenging; onderdak; oord; plaats; plek; plekje; site; streek; website

Verwante woorden van "beleg":


Verwante definities voor "beleg":

  1. insluiting van de stad door een leger1
    • het beleg van Leningrad heeft een half jaar geduurd1
  2. wat je op brood doet1
    • als beleg hebben we hagelslag of jam1

Wiktionary: beleg

beleg
noun
  1. langdurige uitsluiting van de buitenwereld door een vijandige strijdmacht
  2. afgewerkte tegenkant van naaiwerk

Cross Translation:
FromToVia
beleg sitio; asedio siege — military blockade of settlement
beleg asiento siège — Meuble utilisé pour s’asseoir

beleggen:

beleggen werkwoord (beleg, belegt, belegde, belegden, belegd)

  1. beleggen (investeren)
    invertir

Conjugations for beleggen:

o.t.t.
  1. beleg
  2. belegt
  3. belegt
  4. beleggen
  5. beleggen
  6. beleggen
o.v.t.
  1. belegde
  2. belegde
  3. belegde
  4. belegden
  5. belegden
  6. belegden
v.t.t.
  1. heb belegd
  2. hebt belegd
  3. heeft belegd
  4. hebben belegd
  5. hebben belegd
  6. hebben belegd
v.v.t.
  1. had belegd
  2. had belegd
  3. had belegd
  4. hadden belegd
  5. hadden belegd
  6. hadden belegd
o.t.t.t.
  1. zal beleggen
  2. zult beleggen
  3. zal beleggen
  4. zullen beleggen
  5. zullen beleggen
  6. zullen beleggen
o.v.t.t.
  1. zou beleggen
  2. zou beleggen
  3. zou beleggen
  4. zouden beleggen
  5. zouden beleggen
  6. zouden beleggen
diversen
  1. beleg!
  2. belegt!
  3. belegd
  4. beleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor beleggen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
invertir beleggen; investeren aangrijpen; aanwenden; benutten; gebruiken; neerleggen; omkeren; omwenden; onderuit halen; toepassen

Verwante woorden van "beleggen":


Wiktionary: beleggen

beleggen
verb
  1. geld steken in een naar verwacht winstgevende onderneming
  2. vastsjorren
  3. bedekken door er iets op te leggen
  4. bijeenroepen

Cross Translation:
FromToVia
beleggen dar lugar a; ocasionar; causar; instigar; maquinar; producir causerêtre cause de ; occasionner, provoquer.
beleggen mediar; dar lugar a; ocasionar; causar; instigar; maquinar; producir; procurar procurerfaire obtenir à une personne quelque avantage par son crédit, par ses soins.
beleggen forrar; recubrir; revestir; enfundar; cubrir; tapar recouvrir — Couvrir de nouveau. (Sens général)
beleggen dar lugar a; ocasionar; acomodar; situar; identificar situerplacer, poser en certain endroit par rapport à l’exposition, à l’aspect, au voisinage, etc.