Nederlands

Uitgebreide vertaling voor belemmeren (Nederlands) in het Spaans

belemmeren:

belemmeren werkwoord (belemmer, belemmert, belemmerde, belemmerden, belemmerd)

  1. belemmeren (verhinderen; beletten)
    impedir; obstaculizar
  2. belemmeren (beletten; verhinderen; voorkomen; voorkómen)

Conjugations for belemmeren:

o.t.t.
  1. belemmer
  2. belemmert
  3. belemmert
  4. belemmeren
  5. belemmeren
  6. belemmeren
o.v.t.
  1. belemmerde
  2. belemmerde
  3. belemmerde
  4. belemmerden
  5. belemmerden
  6. belemmerden
v.t.t.
  1. heb belemmerd
  2. hebt belemmerd
  3. heeft belemmerd
  4. hebben belemmerd
  5. hebben belemmerd
  6. hebben belemmerd
v.v.t.
  1. had belemmerd
  2. had belemmerd
  3. had belemmerd
  4. hadden belemmerd
  5. hadden belemmerd
  6. hadden belemmerd
o.t.t.t.
  1. zal belemmeren
  2. zult belemmeren
  3. zal belemmeren
  4. zullen belemmeren
  5. zullen belemmeren
  6. zullen belemmeren
o.v.t.t.
  1. zou belemmeren
  2. zou belemmeren
  3. zou belemmeren
  4. zouden belemmeren
  5. zouden belemmeren
  6. zouden belemmeren
diversen
  1. belemmer!
  2. belemmert!
  3. belemmerd
  4. belemmerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

belemmeren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. belemmeren (beperken)
    el obstruir; el dificultar; el estorbar; el obstaculizar

Vertaal Matrix voor belemmeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dificultar belemmeren; beperken
estorbar belemmeren; beperken
impedir afhouden; beletten; weerhouden
obstaculizar belemmeren; beperken
obstruir belemmeren; beperken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bloquear belemmeren; beletten; verhinderen; voorkomen; voorkómen afgrendelen; afsluiten; barricaderen; blokkeren; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; knoppenraster; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; vergrendelen; versperren
dificultar bemoeilijken; dwarsbomen; dwarsliggen; hinderen; lastig maken; moeilijker maken; onmogelijk maken; storen; tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; verhinderen; weerstreven; zwaarder maken
estorbar bemoeilijken; dwarsbomen; dwarsliggen; hinderen; kwaad doen; moeilijker maken; nadelig zijn; onmogelijk maken; schaden; storen; tegenwerken; verhinderen; zwaarder maken
impedir belemmeren; beletten; verhinderen; voorkomen; voorkómen afhouden; beletten; ervanaf houden; hinderen; onmogelijk maken; storen; verhinderen; verijdelen; weerhouden
levantar barricadas en belemmeren; beletten; verhinderen; voorkomen; voorkómen barricaderen; versperren
obstaculizar belemmeren; beletten; verhinderen; voorkomen; voorkómen barricaderen; doen mislukken; dwarsbomen; dwarsliggen; een stokje steken voor; kazen; tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; verijdelen; versperren; weerstreven
obstruir barricaderen; bemoeilijken; kazen; moeilijker maken; versperren; zwaarder maken

Wiktionary: belemmeren

belemmeren
verb
  1. een factor vormen die een gebeurtenis of handeling (bijna) onmogelijk maakt

Cross Translation:
FromToVia
belemmeren impedir impede — to get in the way of; to hinder
belemmeren molestar; estorbar; impedir behindern — stören, an etwas hindern, von etwas abhalten
belemmeren estorbar hindern — bewirken, dass das Besagte nicht geschieht
belemmeren privar el paso; interceptar; obstruir barrerfermer avec une barre par-derrière.
belemmeren molestar; estorbar; dificultar; perturbar déranger — Traductions à trier suivant le sens
belemmeren molestar; estorbar; dificultar; perturbar gêner — Causer de la gêne