Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. benoeming:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor benoeming (Nederlands) in het Spaans

benoeming:

benoeming [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de benoeming (benaming; aanduiding)
    la denominación
  2. de benoeming (aanstelling; installatie)
    la instalación; la designación; la colocación; el nombramiento

Vertaal Matrix voor benoeming:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
colocación aanstelling; benoeming; installatie annexatie; inlijving; plaatsing; zetsels; zetten; zetwerk
denominación aanduiding; benaming; benoeming faam; naam; reputatie; roep
designación aanstelling; benoeming; installatie taakverschaffing; tewerkstelling; werkverschaffing
instalación aanstelling; benoeming; installatie aanleggen; assemblage; assembleren; beëdiging; faciliteit; installatie; montage; montages; samenstelling; samenvoeging
nombramiento aanstelling; benoeming; installatie nominatie; officiersaanstelling; taakverschaffing; tewerkstelling; voordracht; werkverschaffing

Verwante woorden van "benoeming":

  • benoemingen

Wiktionary: benoeming

benoeming
noun
  1. het toewijzen van een ambt aan iemand

Cross Translation:
FromToVia
benoeming nombramiento Berufung — Ernennung in ein öffentliches Amt von Kirche oder Staat (Höchstrichter, Priester, Universitätsprofessor usw.) oder Anstellung eines Künstlers (Dirigent, Theaterdirektor, Schauspieler, Musiker usw.)