Nederlands

Uitgebreide vertaling voor besturen (Nederlands) in het Spaans

besturen:

besturen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het besturen (regeren)
    el mando
    • mando [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. het besturen (leidinggeven)
    el dirigir
    • dirigir [el ~] zelfstandig naamwoord

besturen werkwoord (bestuur, bestuurt, bestuurde, bestuurden, bestuurd)

  1. besturen (administreren; beheren)
  2. besturen (leiding geven; leiden; aanvoeren; voorzitten; managen)
    dirigir; gobernar; mandar; guiar; ir a la cabeza; encabezar; ir delante; estar en cabeza

Conjugations for besturen:

o.t.t.
  1. bestuur
  2. bestuurt
  3. bestuurt
  4. besturen
  5. besturen
  6. besturen
o.v.t.
  1. bestuurde
  2. bestuurde
  3. bestuurde
  4. bestuurden
  5. bestuurden
  6. bestuurden
v.t.t.
  1. heb bestuurd
  2. hebt bestuurd
  3. heeft bestuurd
  4. hebben bestuurd
  5. hebben bestuurd
  6. hebben bestuurd
v.v.t.
  1. had bestuurd
  2. had bestuurd
  3. had bestuurd
  4. hadden bestuurd
  5. hadden bestuurd
  6. hadden bestuurd
o.t.t.t.
  1. zal besturen
  2. zult besturen
  3. zal besturen
  4. zullen besturen
  5. zullen besturen
  6. zullen besturen
o.v.t.t.
  1. zou besturen
  2. zou besturen
  3. zou besturen
  4. zouden besturen
  5. zouden besturen
  6. zouden besturen
diversen
  1. bestuur!
  2. bestuurt!
  3. bestuurd
  4. besturend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor besturen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dirigir besturen; leidinggeven
guiar drijven
mando besturen; regeren aanvoeren; aanvoering; aanwijzing; bediening; beheer; besturing; bestuur; bevel; bevelschrift; commando; consigne; dienstorder; directie; dwangbevel; instructie; leiding; opdracht; order; taak; voorgaan; voorschrift; voorwerker
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
administrar administreren; beheren; besturen aangrijpen; aanwenden; beheren; benutten; binnen gieten; gebruiken; geven; iemand iets toedienen; ingeven; toepassen; verstrekken
dirigir aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten aan het stuur zitten; aanvoeren; adres aanbrengen; adresseren; afspreken; arrangeren; bedisselen; bevel voeren over; commanderen; dirigeren; leiden; leidinggeven; orkest dirigeren; regelen; regisseren; sturen; verwijzen; zenden; zich voegen
encabezar aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; leiden; leidinggeven
estar en cabeza aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; leiden; leidinggeven
gestionar administreren; beheren; besturen
gobernar aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; leiden; leidinggeven
guiar aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten aanvoeren; begeleiden; bevel voeren over; commanderen; een paard mennen; erdoor loodsen; leiden; leidinggeven; mennen; rondleiden
ir a la cabeza aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; leiden; leidinggeven; voorafgaan; vooropgaan
ir delante aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; leiden; leidinggeven; vooraan rijden; voorafgaan; vooropgaan; vooroprijden; voorrijden; vooruit zijn; vooruitrijden
mandar aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten aanvoeren; afgeven; afleveren; beheersen; belasten; bestellen; bevel voeren over; bevelen; bezorgen; brengen; capituleren; commanderen; de overhand hebben; decreteren; dicteren; doen toekomen; doordrijven; gebieden; gelasten; heerschappij voeren; heersen; heersen over; iem. iets sturen; instructie geven; instrueren; insturen; inzenden; leiden; leidinggeven; machtiger zijn; majoreren; onderwerpen; ontheffen; ontslaan; opdracht geven; opdragen; opgeven; opsturen; overgeven; overhandigen; overheersen; overmaken; posten; sturen; thuisbezorgen; toezenden; uitleveren; uitsturen; verordenen; verordonneren; versturen; verzenden; voorschrijven; wegsturen; wegzenden; zenden; zich overgeven

Verwante definities voor "besturen":

  1. er leiding aan geven1
    • welke mensen besturen deze school?1
  2. ervoor zorgen dat het in de juiste richting gaat1
    • de chauffeur bestuurt de bus1

Wiktionary: besturen

besturen
verb
  1. zorgen dat [een toestel] de gewenste taken uitvoert
  2. het vervullen van regeringstaken over een gebied of organisatie

Cross Translation:
FromToVia
besturen controlar control — to exercise influence over, to suggest or dictate the behavior of
besturen conducir; guiar; manejar drive — operate (a wheeled motorized vehicle)
besturen volar; ir volando; hacer volar fly — to cause to travel through the air
besturen resultar; salir; alcanzar; conseguir; lograr aboutirtoucher par un bout.
besturen administrar administrergouverner, régir les affaires public ou particulier.
besturen conducir conduiremener, guider, diriger vers un lieu déterminé.
besturen gobernar; regir gouvernerdiriger une embarcation à l’aide d’un gouvernail.
besturen gestionar gérer — Administrer, diriger, manager
besturen conducir piloter — marine|fr conduire un bâtiment de mer.
besturen administrar régirgouverner, diriger, conduire.
besturen reinar; gobernar; subyugar; regir régnerexercer le pouvoir souverain dans un état monarchique ; il se dit des princes souverains, même quand ils ne portent pas le titre de roi.
besturen vigilar surveillerobserver avec attention ; examiner ; contrôler.

Verwante vertalingen van besturen