Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. bijstaan:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bijstaan (Nederlands) in het Spaans

bijstaan:

bijstaan werkwoord (sta bij, staat bij, stond bij, stonden bij, bijgestaan)

  1. bijstaan (helpen; assisteren; ondersteunen; )
    ayudar; asistir; ser de ayuda; servir; atender; colaborar; cooperar; sostener

Conjugations for bijstaan:

o.t.t.
  1. sta bij
  2. staat bij
  3. staat bij
  4. staan bij
  5. staan bij
  6. staan bij
o.v.t.
  1. stond bij
  2. stond bij
  3. stond bij
  4. stonden bij
  5. stonden bij
  6. stonden bij
v.t.t.
  1. heb bijgestaan
  2. hebt bijgestaan
  3. heeft bijgestaan
  4. hebben bijgestaan
  5. hebben bijgestaan
  6. hebben bijgestaan
v.v.t.
  1. had bijgestaan
  2. had bijgestaan
  3. had bijgestaan
  4. hadden bijgestaan
  5. hadden bijgestaan
  6. hadden bijgestaan
o.t.t.t.
  1. zal bijstaan
  2. zult bijstaan
  3. zal bijstaan
  4. zullen bijstaan
  5. zullen bijstaan
  6. zullen bijstaan
o.v.t.t.
  1. zou bijstaan
  2. zou bijstaan
  3. zou bijstaan
  4. zouden bijstaan
  5. zouden bijstaan
  6. zouden bijstaan
diversen
  1. sta bij!
  2. staat bij!
  3. bijgestaan
  4. bijstaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bijstaan:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
atender gehoor; gevolg; gevolg geven aan; klaarstaan
servir opdienen; serveren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
asistir assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen assisteren; bijspringen; erbij zijn; handreiken; iemand vervangen; iets in te brengen hebben; inbrengen; meehelpen; tegenwoordig zijn; verplegen; verzorgen
atender assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen aandachtig luisteren; aanhoren; afrekenen; assisteren; beantwoorden; bedienen; belonen; betalen; bezoldigen; bijspringen; dokken; gehoorzamen; handreiken; honoreren; iemand vervangen; knoppen bedienen; lonen; luisteren; ondervragen; opletten; overhoren; salariëren; serveren; toehoren; toeluisteren; uithoren; uitvragen; verhoren; verplegen; verzorgen; zorg dragen; zorgen; zorgen voor; zorgen voor iets
ayudar assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen assisteren; avanceren; bijdragen; bijspringen; doorhelpen; handreiken; helpen; iemand vervangen; meehelpen; promoten; verder helpen; verderhelpen; vooruithelpen
colaborar assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen assisteren; coöpereren; handreiken; samenwerken
cooperar assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen assisteren; coöpereren; handreiken; meewerken; samenwerken
ser de ayuda assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen behulpzaam zijn; gedienstig zijn
servir assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen aan tafel bedienen; assisteren; bedienen; bijgieten; dienen; dienst doen; doneren; eten opscheppen; gerieven; geven; gunnen; gunst verlenen; handreiken; inschenken; intappen; knoppen bedienen; opdienen; opdissen; opscheppen; schenken; serveren; tappen; van dienst zijn; voorschotelen; voorzetten
sostener assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen aanjagen; aansporen; hooghouden; in de hoogte houden; motiveren; omhooghouden; ondersteunen; ophouden; opjutten; porren; rugsteunen; steunen

Wiktionary: bijstaan

bijstaan
verb
  1. emotioneel ondersteunen
  2. een helpende hand bieden

Cross Translation:
FromToVia
bijstaan ayudar abet — to support, uphold, or aid
bijstaan ayudar aid — to support
bijstaan ayudar assist — help
bijstaan ayudar; auxiliar; asistir aiderfaciliter l’accomplissement d’une action.
bijstaan socorrer; ayudar; auxiliar; asistir secouriraider ; courir à l’aide de quelqu’un ; prêter assistance à qui en avoir besoin de.