Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. bundelen:
  2. bundel:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bundelen (Nederlands) in het Spaans

bundelen:

bundelen werkwoord (bundel, bundelt, bundelde, bundelden, gebundeld)

  1. bundelen
    unir; reunir
  2. bundelen
  3. bundelen
    agrupar

Conjugations for bundelen:

o.t.t.
  1. bundel
  2. bundelt
  3. bundelt
  4. bundelen
  5. bundelen
  6. bundelen
o.v.t.
  1. bundelde
  2. bundelde
  3. bundelde
  4. bundelden
  5. bundelden
  6. bundelden
v.t.t.
  1. heb gebundeld
  2. hebt gebundeld
  3. heeft gebundeld
  4. hebben gebundeld
  5. hebben gebundeld
  6. hebben gebundeld
v.v.t.
  1. had gebundeld
  2. had gebundeld
  3. had gebundeld
  4. hadden gebundeld
  5. hadden gebundeld
  6. hadden gebundeld
o.t.t.t.
  1. zal bundelen
  2. zult bundelen
  3. zal bundelen
  4. zullen bundelen
  5. zullen bundelen
  6. zullen bundelen
o.v.t.t.
  1. zou bundelen
  2. zou bundelen
  3. zou bundelen
  4. zouden bundelen
  5. zouden bundelen
  6. zouden bundelen
en verder
  1. is gebundeld
  2. zijn gebundeld
diversen
  1. bundel!
  2. bundelt!
  3. gebundeld
  4. bundelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bundelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
empaquetar verpakken
reunir bijeen voegen; bijeenbrenging; verzameling
unir koppelen; koppeling
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agrupar bundelen combineren; een combinatie maken; groeperen
empaquetar bundelen emballeren; inpakken; inwikkelen; verpakken; wikkelen
incluir beperken; bijdoen; bijrekenen; bijsluiten; bijtellen; bijvoegen; erbij optellen; erbij tellen; erbij voegen; indammen; inkapselen; inperken; insluiten; limiteren; meeberekenen; meerekenen; meetellen; met handen omvatten; omsingelen; omsluiten; omspannen; omvatten; optellen; toevoegen
reunir bundelen bij elkaar brengen; bijeen harken; bijeen krijgen; bijeen scharrelen; bijeen zetten; bijeenbrengen; bijeenschrapen; bijeenzamelen; concentreren; herenigen; op bankrekening zetten; opeenhopen; oppotten; samenbrengen; samenpakken; samenrapen; sparen; verenigen; vergaren; verzamelen; weer bijeenbrengen
unir bundelen bij elkaar houden; bijeen voegen; bijeenhouden; combineren; doorverbinden; koppelen; onderling verbinden; panorama maken; paren; samenvoegen; van verband voorzien; verbinden
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
incluir bundelen

Verwante woorden van "bundelen":


Wiktionary: bundelen


Cross Translation:
FromToVia
bundelen atar; liar; amarrar bundle — to tie or wrap together

bundel:

bundel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de bundel (schoof; bosje)
    la gavilla
    • gavilla [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. de bundel (gedichtenbundel)
    la antología poética
  3. de bundel (gedichtenverzameling)
    la colección; la colección de poemas

bundel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de bundel (bos)
    el paquete; el lío; el fardo; el fajo
    • paquete [el ~] zelfstandig naamwoord
    • lío [el ~] zelfstandig naamwoord
    • fardo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • fajo [el ~] zelfstandig naamwoord

bundel

  1. bundel
    la agrupación

Vertaal Matrix voor bundel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agrupación bundel accumulatie; ambachtsgilde; bende; bond; broederschap; club; coöperatie; factie; genootschap; gezelschap; gilde; groep; groepering; hoop; opeenstapeling; opstapeling; orde; organisatie; samenscholing; samenwerkingsverband; societiet; sociëteit; soos; stapel; troep; unie; vakgenootschap; vereniging
antología poética bundel; gedichtenbundel
colección bundel; gedichtenverzameling accumulatie; allegaartje; assortiment; collectie; compilatie; groep van twee of meer; hoop; keur; keuze; koppel; massa; mengelmoes; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; samenraapsel; schifting; selectie; sortering; sortiment; span; stapel; stel; verzameling
colección de poemas bundel; gedichtenverzameling
fajo bos; bundel allegaartje; mengelmoes; rugzak; samenraapsel
fardo bos; bundel allegaartje; baal; mengelmoes; pak; rugzak; samenraapsel
gavilla bosje; bundel; schoof
lío bos; bundel affaire; complicatie; drukte; gedoe; geharrewar; heisa; intrige; krakeel; liaison; liefdesrelatie; omhaal; plot; probleem; relatie; rottigheid; scharrelpartijtje; toestand; verhouding; verwikkeling; vrijage
paquete bos; bundel allegaartje; baal; buitenkant; doos; gezichtsmasker; herenkostuum; huls; mengelmoes; moot; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; opbergdoos; pak; pakje; pakket; plak; postpakket; samenraapsel; tranche; verpakking

Verwante woorden van "bundel":


Wiktionary: bundel

bundel
noun
  1. zijdelings bijeengehouden verzameling langwerpige voorwerpen

Cross Translation:
FromToVia
bundel atado; haz; fajo bundle — group of objects held together by wrapping or tying
bundel fajo bundle — colloquial: large amount, especially of money
bundel mechón; penacho; manojo tuft — bunch
bundel haz Bündel — etwas Zusammengebundenes; aneinander gebundene Gegenstände
bundel haz; fajo; conjunto faisceau — Assemblage
bundel garba; gavilla gerbefaisceau de blé, où les épis sont disposer d’un même côté.