Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. cluster:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor cluster (Nederlands) in het Spaans

cluster:

cluster [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het cluster (toewijzingseenheid)
  2. het cluster
  3. het cluster
    el grupo
    • grupo [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor cluster:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grupo cluster aantal personen bijeen; accumulatie; allegaartje; ambachtsgilde; bende; bond; club; distributiegroep; distributielijst; drom; factie; gezelschap; gilde; groep; groep van twee of meer; groepering; hoop; horde; koppel; kudde; massa; mengelmoes; meute; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; orde; organisatie; pool; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; samenraapsel; samenscholing; schaar; schare; selectie; societiet; sociëteit; soos; sortering; span; stapel; stel; troep; unie; vakgenootschap; vereniging; verzameling; volksgroepering; zooi; zootje; zuil
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
clúster cluster; toewijzingseenheid
red en clúster cluster
unidad de asignación cluster; toewijzingseenheid

Verwante woorden van "cluster":

  • clusteren, clusters

Wiktionary: cluster


Cross Translation:
FromToVia
cluster haz; fajo; conjunto faisceau — Assemblage