Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. crediteren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor crediteren (Nederlands) in het Spaans

crediteren:

crediteren werkwoord (crediteer, crediteert, crediteerde, crediteerden, gecrediteerd)

  1. crediteren
    acreditar
  2. crediteren
    Abonar

Conjugations for crediteren:

o.t.t.
  1. crediteer
  2. crediteert
  3. crediteert
  4. crediteren
  5. crediteren
  6. crediteren
o.v.t.
  1. crediteerde
  2. crediteerde
  3. crediteerde
  4. crediteerden
  5. crediteerden
  6. crediteerden
v.t.t.
  1. heb gecrediteerd
  2. hebt gecrediteerd
  3. heeft gecrediteerd
  4. hebben gecrediteerd
  5. hebben gecrediteerd
  6. hebben gecrediteerd
v.v.t.
  1. had gecrediteerd
  2. had gecrediteerd
  3. had gecrediteerd
  4. hadden gecrediteerd
  5. hadden gecrediteerd
  6. hadden gecrediteerd
o.t.t.t.
  1. zal crediteren
  2. zult crediteren
  3. zal crediteren
  4. zullen crediteren
  5. zullen crediteren
  6. zullen crediteren
o.v.t.t.
  1. zou crediteren
  2. zou crediteren
  3. zou crediteren
  4. zouden crediteren
  5. zouden crediteren
  6. zouden crediteren
en verder
  1. ben gecrediteerd
  2. bent gecrediteerd
  3. is gecrediteerd
  4. zijn gecrediteerd
  5. zijn gecrediteerd
  6. zijn gecrediteerd
diversen
  1. crediteer!
  2. crediteert!
  3. gecrediteerd
  4. crediterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor crediteren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abonar crediteren
acreditar crediteren bekrachtigen; bestempelen; borg staan; certificeren; instaan; merken; ratificeren; waarmerken

Wiktionary: crediteren

crediteren
verb
  1. als tegoed boeken