Economisch in het Spaans vertaald uit het Nederlands

Overzicht

Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...

economisch:
- económico; económicamente; economizador; eficaz; ahorrador; parco; parsimonioso; eficiente
Wiktionary:
- economisch → económico
- economisch → económico

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor economisch (Nederlands) in het Spaans

economisch (betrekking hebbend op economie)
económico; económicamente; economizador
- económico bijvoeglijk naamwoord
- económicamente bijvoeglijk naamwoord
- economizador bijvoeglijk naamwoord
economisch (spaarzaam; zuinig; zuinigjes)
eficaz; económico; ahorrador; parco; parsimonioso; eficiente; económicamente
- eficaz bijvoeglijk naamwoord
- económico bijvoeglijk naamwoord
- ahorrador bijvoeglijk naamwoord
- parco bijvoeglijk naamwoord
- parsimonioso bijvoeglijk naamwoord
- eficiente bijvoeglijk naamwoord
- económicamente bijvoeglijk naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ahorrador		inbrenger; inlegger; inlegster; spaarder
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
eficaz	economisch; spaarzaam; zuinig; zuinigjes	beproefd; daadkrachtig; deugdelijk; doelmatig; doeltreffend; dynamisch; effectief; efficiënt; energiek; krachtig; met een krachtige uitwerking; probaat
-	efficiënt
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ahorrador	economisch; spaarzaam; zuinig; zuinigjes
economizador	betrekking hebbend op economie; economisch
económicamente	betrekking hebbend op economie; economisch; spaarzaam; zuinig; zuinigjes
económico	betrekking hebbend op economie; economisch; spaarzaam; zuinig; zuinigjes	financieel; financiële; geldelijk; geldelijke; monetair; staathuishoudkundig
eficiente	economisch; spaarzaam; zuinig; zuinigjes	bekrompen; benepen; doelmatig; doeltreffend; effectief; efficiënt; kleingeestig; kleinzielig; krachtig
parco	economisch; spaarzaam; zuinig; zuinigjes	dun; eenvoudig; geen vet op de botten hebbende; iel; luttel; mager; matig; schraal; schriel; sober; weinig
parsimonioso	economisch; spaarzaam; zuinig; zuinigjes	afgemeten praten; scherp; star; stijf; strak; verstard; vlijmend; vlijmscherp

met zo weinig mogelijk geld of tijd en zoveel mogelijk resultaat¹
- we moeten economisch met onze voorraad koffie omgaan¹
wat te maken heeft met de inkomsten en uitgaven van een land¹
- de regering neemt economische maatregelen¹

economisch

adjective

Cross Translation:

From	To	Via
• economisch	→ económico	↔ economic — pertaining to an economy