Nederlands

Uitgebreide vertaling voor effen (Nederlands) in het Spaans

effen:

effen bijvoeglijk naamwoord

  1. effen (vlak; gelijk; egaal; )
    suave; astuto; equilibrado; horizontal; apagado; monótono; igual; fino; a bocajarro; tajantemente; a sotavento
  2. effen (van één kleur)
    equilibrado; cuco; suave; igual; astuto; constante

Vertaal Matrix voor effen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
igual dezelfde
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apagado effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit afsluitings-; beslagen; bleek; dof; eruit; flets; futloos; geblust; gedempt; glansloos; grauw; halfluid; ingetogen; kleurloos; lamlendig; lusteloos; mat; mistroostig; niet helder; oververmoeid; slap; somber; stemmig; triest; troosteloos; uit; uitgeblust; van; vanaf nu; vanuit; vreugdeloos
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
apagado afsluiten
constante constante
horizontal afdrukstand Liggend; liggend
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
a bocajarro effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit gladaf; platweg
a sotavento effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit banaal; gemeen; grof; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lomp; onedel; plat; platvloers; ploertig; schunnig; triviaal; vunzig
astuto effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; van één kleur; vlak; vlakuit achterbaks; adrem; arglistig; bij de pinken; bijdehand; clever; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniaal; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gluiperig; goochem; ijdel; kien; leeg; leep; link; listig; loos; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; ongevuld; pienter; puntig; raak; scherp; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; spits; stiekem; uitgekookt; uitgeslapen; vernuftig
constante effen; van één kleur aaneengesloten; aanhoudend; altijddurend; bestendig; blijvend; constant; continu; continue; doorlopend; eeuwig; gelijkblijvend; gelijkmatig; gestaag; in elk geval; in ieder geval; indifferent; laconiek; lauw; niet aflatend; onafgebroken; onafgelaten; ongevoelig; ongeïnteresseerd; ononderbroken; onophoudelijk; onveranderlijk; onverflauwd; onverminderd; onvermoeibaar; onvermoeid; onverschillig; voortdurend
cuco effen; van één kleur arglistig; doortrapt; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gewiekst; leep; link; listig; scherpzinnig; slinks; sluw; spitsvondig; uitgekiend
equilibrado effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; van één kleur; vlak; vlakuit beheerst; evenwichtig; in evenwicht; sluitend
fino effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit dun; edelmoedig; elegant; fijn; fijngebouwd; fijntjes; fijnzinnig; geen vet op de botten hebbende; genereus; gracieus; gul; iel; lichtgebouwd; mager; mild; puntig; rank; royaal; ruimhartig; scherp gepunt; schraal; schriel; sierlijk; slank; slank en smal; tenger; verfijnd; vrijgevig
horizontal effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit horizontaal; plat; vlak
igual effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; van één kleur; vlak; vlakuit analoog; dergelijk; dergelijke; desgelijks; dito; dusdanig; eender; eenvormig; evenveel; evenzo; exact hetzelfde; geheel gelijk; gelijk; gelijkaardig; gelijkslachtig; gelijksoortig; gelijkvormig; hetzelfde; homogeen; idem; idem dito; identiek; net zo; om het even; onveranderd; ook; op dezelfde wijze; precies hetzelfde; precies zo; soortgelijk; weerga; zelfde; zijnsgelijke; zo een; zo'n; zodanig; zoiets; zulk; zulke
monótono effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit afstompend; eentonig; geestdodend; monotoon; saai; slaapverwekkend; stom; suf
suave effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; van één kleur; vlak; vlakuit ingetogen; kneedbaar; mals; smeuïg; stemmig; vormbaar; zacht; zacht aanvoelend
tajantemente effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit gladaf; platweg

Verwante woorden van "effen":


Wiktionary: effen

effen
adjective
  1. glad van oppervlak

Cross Translation:
FromToVia
effen liso; lisa lisse — Sans aspérité ni rayure.
effen llano; achatado; plano platsans relief.

effenen:

effenen werkwoord (effen, effent, effende, effenden, geëffend)

  1. effenen (gladmaken; egaliseren; gelijkmaken)
    planchar; pulir; igualar; allanar; alisar; nivelar; hacer resplandecer; perfeccionar; relucir; resplandecer; refinar; aplanar; entretelar; satinar
  2. effenen (platmaken; afplatten)
    aplastar; aplanar; allanar
  3. effenen (vereffenen; egaliseren)
    saldar

Conjugations for effenen:

o.t.t.
  1. effen
  2. effent
  3. effent
  4. effenen
  5. effenen
  6. effenen
o.v.t.
  1. effende
  2. effende
  3. effende
  4. effenden
  5. effenden
  6. effenden
v.t.t.
  1. heb geëffend
  2. hebt geëffend
  3. heeft geëffend
  4. hebben geëffend
  5. hebben geëffend
  6. hebben geëffend
v.v.t.
  1. had geëffend
  2. had geëffend
  3. had geëffend
  4. hadden geëffend
  5. hadden geëffend
  6. hadden geëffend
o.t.t.t.
  1. zal effenen
  2. zult effenen
  3. zal effenen
  4. zullen effenen
  5. zullen effenen
  6. zullen effenen
o.v.t.t.
  1. zou effenen
  2. zou effenen
  3. zou effenen
  4. zouden effenen
  5. zouden effenen
  6. zouden effenen
en verder
  1. is geëffend
  2. zijn geëffend
diversen
  1. effen!
  2. effent!
  3. geëffend
  4. effenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor effenen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
allanar afvlakken; vlak maken
aplastar aanstampen; vasttreden
relucir blinken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alisar effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken gladmaken; gladstrijken; gladwrijven; polijsten; strijken
allanar afplatten; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; platmaken
aplanar afplatten; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; platmaken fijndrukken; fonkelen; glimmen; glinsteren; kapot maken; platdrukken; platmaken; pletten; slechten
aplastar afplatten; effenen; platmaken aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen; dooddrukken; fijn drukken; fijnmaken; kapotdrukken; platdrukken; platstampen; platwalsen; smashen; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren
entretelar effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken
hacer resplandecer effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken
igualar effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken afstompen; bijschaven; evenaren; fonkelen; gelijk trekken; gelijkkomen; gelijkmaken; glimmen; glinsteren; nivelleren; perfectioneren; vervlakken; vlak maken
nivelar effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken afstompen; gelijkmaken; nivelleren; vervlakken; vlak maken
perfeccionar effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken beteren; bijleren; bijschaven; bijwerken; compleet maken; completeren; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; leven beteren; perfectioneren; renoveren; repareren; verbeteren; veredelen; verfijnen; vervolledigen; volledig maken
planchar effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken gladstrijken; oppersen; strijken
pulir effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken afbedelen; gladmaken; gladwrijven; kapot maken; opblinken; opdirken; opdoffen; oppoetsen; optutten; opwrijven; poetsen; polijsten; politoeren; scherp maken; slechten; slijpen; uitdossen; uitslijpen; wegslijpen; wrijven
refinar effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken bijleren; bijschaven; kapot maken; perfectioneren; raffineren; slechten; veredelen; verfijnen
relucir effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken blinken; flonkeren; fonkelen; glinsteren; licht schijnen; schitteren; stralen
resplandecer effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken blaken; blinken; flonkeren; fonkelen; glinsteren; gloren; iets uitstralen; licht schijnen; licht uitzenden; schitteren; stralen
saldar effenen; egaliseren; vereffenen aanzuiveren; afbetalen; afrekenen; betalen; genoegdoen; nabetalen; uitverkopen; vereffenen; verrekenen; voldoen
satinar effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken glaceren; glanzig verven; satineren

Wiktionary: effenen

effenen
verb
  1. gelijk of vlak maken