Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. flodderen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor flodderen (Nederlands) in het Spaans

flodderen:

flodderen werkwoord (flodder, floddert, flodderde, flodderden, geflodderd)

  1. flodderen
    chafallar

Conjugations for flodderen:

o.t.t.
  1. flodder
  2. floddert
  3. floddert
  4. flodderen
  5. flodderen
  6. flodderen
o.v.t.
  1. flodderde
  2. flodderde
  3. flodderde
  4. flodderden
  5. flodderden
  6. flodderden
v.t.t.
  1. heb geflodderd
  2. hebt geflodderd
  3. heeft geflodderd
  4. hebben geflodderd
  5. hebben geflodderd
  6. hebben geflodderd
v.v.t.
  1. had geflodderd
  2. had geflodderd
  3. had geflodderd
  4. hadden geflodderd
  5. hadden geflodderd
  6. hadden geflodderd
o.t.t.t.
  1. zal flodderen
  2. zult flodderen
  3. zal flodderen
  4. zullen flodderen
  5. zullen flodderen
  6. zullen flodderen
o.v.t.t.
  1. zou flodderen
  2. zou flodderen
  3. zou flodderen
  4. zouden flodderen
  5. zouden flodderen
  6. zouden flodderen
diversen
  1. flodder!
  2. floddert!
  3. geflodderd
  4. flodderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor flodderen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chafallar flodderen aanmodderen; aanrommelen; aanrotzooien; afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; knoeien; neppen; omlijnen; prutsen; rommelen; rotzooien; scharrelen

Wiktionary: flodderen


Cross Translation:
FromToVia
flodderen caminar; vadear waten — (intransitiv) im Wasser oder auf nachgebendem Untergrund langsam gehen, wobei die Beine bei jedem Schritt nacheinander angehoben werden
flodderen vadear; chapotear pataugermarcher dans une eau bourbeux.