Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. frank:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor frank (Nederlands) in het Spaans

frank:

frank [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de frank (franc)
    el franco
    • franco [el ~] zelfstandig naamwoord

frank bijvoeglijk naamwoord

  1. frank (rechttoe; open)
    abierto; franco; sin rodeos

Vertaal Matrix voor frank:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
franco franc; frank
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abierto frank; open; rechttoe aangebroken; attent; benaderbaar; cru; galant; genaakbaar; geopend; hoffelijk; met open vizier; niet dicht; onbevangen; onbewimpeld; onomwonden; ontsloten; ontvankelijk; onverbloemd; onverholen; open; openbaar; opengelegd; opengemaakt; opengesprongen; opengesteld; openhartig; openlijk; openstaand; oprecht; publiek; rechttoe rechtaan; ridderlijk; rondborstig; ronduit; toegankelijk; vatbaar; volmondig; voorkomend; vrij; vrijelijk; vrijuit
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
franco frank; open; rechttoe eerlijk; fideel; franco; gratis; kosteloos; onbelemmerd; onbevangen; onbewimpeld; ongeveinsd; onomwonden; onverholen; onverhuld; open; openhartig; oprecht; pro deo; rondborstig; ronduit; trouwhartig; volmondig; voor niets; vrachtvrij; vrij; vrijelijk; vrijuit; zonder kosten
sin rodeos frank; open; rechttoe benaderbaar; botweg; genaakbaar; gladaf; onbewimpeld; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openhartig; oprecht; platweg; rechtaan; ronduit; ruiterlijk; toegankelijk; vrij; vrijelijk; vrijuit; zonder omwegen

Verwante woorden van "frank":

  • franken, franker, frankere, franke