Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gebeurtenis (Nederlands) in het Spaans

gebeurtenis:

gebeurtenis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de gebeurtenis (voorval; incident; feit)
    el suceso; el hecho; el incidente; el trato; el objeto de discusión; el negocio; el acto; la transacción; la cuestión; el tópico; la disputa; la materia de discusión
  2. de gebeurtenis (evenement)
    el evento; el acontecimiento; el hecho; el caso; la actualidad; el acto
    • evento [el ~] zelfstandig naamwoord
    • acontecimiento [el ~] zelfstandig naamwoord
    • hecho [el ~] zelfstandig naamwoord
    • caso [el ~] zelfstandig naamwoord
    • actualidad [la ~] zelfstandig naamwoord
    • acto [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. de gebeurtenis (programmagebeurtenis)
    el evento; evento de programa
  4. de gebeurtenis
    el evento
    • evento [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor gebeurtenis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acontecimiento evenement; gebeurtenis incident; zaakje
acto evenement; feit; gebeurtenis; incident; voorval actie; aktie; daad; handeling
actualidad evenement; gebeurtenis actualiteit; tijdigheid
caso evenement; gebeurtenis aanvraag; casus; contract; geval; incident; kwestie; naamval; taak; winkel; winkelzaak; zaak; zaakje
cuestión feit; gebeurtenis; incident; voorval aangelegenheid; affaire; financiële kwestie; geldzaak; geval; interpellatie; kwestie; kwesties; opgaaf; opgave; probleem; problematiek; problemen; vraag; vraagstuk; zaak; zwaarte
disputa feit; gebeurtenis; incident; voorval argument; debat; discussie; dispuut; drukte; gebakkelei; gedachtenverandering; gedachtewisseling; gehakketak; gekibbel; gekif; gekijf; gekrakeel; geruzie; geschil; gesprek; handgemeen; heisa; krakeel; kwestie; onenigheid; probleem; redestrijd; redetwist; ruzie; schermutseling; twist; twistgesprek; vraagstuk; woordenstrijd; woordenwisseling
evento evenement; gebeurtenis; programmagebeurtenis
hecho evenement; feit; gebeurtenis; incident; voorval bekend feit; feit; gegeven
incidente feit; gebeurtenis; incident; voorval incident; rijsnelheid; zaakje
materia de discusión feit; gebeurtenis; incident; voorval geschil; issue; kwestie; probleem; punt; ruzie; twist; verschilpunt; vraagstuk
negocio feit; gebeurtenis; incident; voorval bedrijf; casus; commercie; firma; geval; handel; handelsverkeer; kleine onderneming; koophandel; kwestie; negotie; nering; onderneming; winkelbedrijf; zaak
objeto de discusión feit; gebeurtenis; incident; voorval casus; geval; issue; kwestie; probleem; punt; vraagstuk
suceso feit; gebeurtenis; incident; voorval incident; zaakje
transacción feit; gebeurtenis; incident; voorval casus; deal; geval; kwestie; transactie; zaak
trato feit; gebeurtenis; incident; voorval behandeling; bejegening; casus; geslachtsgemeenschap; geval; kwestie; omgang; treatment; verkeer
tópico feit; gebeurtenis; incident; voorval casus; cliché; dooddoener; gemeenplaats; geval; issue; kwestie; kwesties; probleem; problematiek; problemen; punt; stereotiep beeld; stereotype; vraagstuk
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
evento de programa gebeurtenis; programmagebeurtenis
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hecho af; beëindigd; gaar; gecreëerd; gedaan; gemaakt; gereed; geschapen; klaar; moe; vermoeid; volbracht
tópico cliché

Verwante woorden van "gebeurtenis":


Synoniemen voor "gebeurtenis":


Verwante definities voor "gebeurtenis":

  1. iets dat plaatsvindt1
    • die trouwerij is een belangrijke gebeurtenis1

Wiktionary: gebeurtenis

gebeurtenis
noun
  1. iets dat gebeurt of gebeurd is

Cross Translation:
FromToVia
gebeurtenis acontecimiento; suceso; evento event — occurrence of social or personal importance
gebeurtenis incidente incident — event or occurrence
gebeurtenis evento; acontecimiento; suceso Ereignis — ein - meist bedeutsames - Geschehen oder Erlebnis
gebeurtenis proceso; procedimiento VorgangAblauf, ein Geschehen

Verwante vertalingen van gebeurtenis