Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bajar
|
|
afdalen
|
ceder
|
|
uitrekken
|
descender
|
|
afdalen; afklimmen; afstijgen
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
acceder
|
erop achteruitgaan; geld inleveren
|
aankomen; afgeven; akkoord gaan; arriveren; beamen; betreden; bevestigen; bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; doordringen; erbij voegen; goed vinden; gunnen; iets toekennen; ingaan; inleveren; instemmen; invoegen; onderschrijven; ondervragen; overgaan op nieuwe rijbaan; overhandigen; overhoren; penetreren; staven; toebedelen; toekennen; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toevoegen; toewijzen; uithoren; uitvragen; verhoren
|
bajar
|
erop achteruitgaan; geld inleveren
|
achteruitgaan; afklimmen; aflopen; afnemen; afstappen; afstijgen; dalen; declineren; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; eraf klimmen; erafhalen; eruitgaan; kelderen; koers zetten naar; lager worden; minder worden; naar beneden brengen; naar beneden gaan; naar beneden klimmen; naar beneden lopen; neerbrengen; neergaan; omlaag gaan; omlaag klauteren; omlaagbrengen; omlaaggaan; omlaagklauteren; omlaagstappen; ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; sterk in waarde dalen; uitstappen; vervoegen; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zakken; zich begeven naar; zich vrijmaken
|
ceder
|
erop achteruitgaan; geld inleveren
|
aan een ander overlaten; afgeven; afleggen; afstaan; afstand doen; afzien; bezwijken; doorschuiven; gunnen; het onderspit delven; iets toekennen; inleveren; opspannen; overgeven; overhandigen; rekken; spannen; tenondergaan; toebedelen; toekennen; toewijzen; uitstrekken; vlieden; vluchten; wegvluchten; wijken
|
decreder
|
erop achteruitgaan; geld inleveren
|
|
descender
|
erop achteruitgaan; geld inleveren
|
achteruitgaan; afdalen; afnemen; afrijden; dalen; declineren; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; eraf rijden; erafklimmen; kelderen; landen; minder worden; naar beneden dalen; naar beneden gaan; naar beneden komen; naar beneden lopen; naar beneden rijden; naar beneden vallen; neer laten zakken; neerdalen; neerkomen; omlaaggaan; omlaagkomen; omlaagrijden; omlaagvallen; ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; uitbuiken; uitzakken; vallen; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zakken; zich vrijmaken
|
hacer sacrificios
|
erop achteruitgaan; geld inleveren
|
|
sacrificar parte de los ingresos
|
erop achteruitgaan; geld inleveren
|
aanbieden; indienen
|