Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. geloven:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geloven (Nederlands) in het Spaans

geloven:

geloven werkwoord (geloof, gelooft, geloofde, geloofden, geloofd)

  1. geloven (aannemen)
    creer; suponer; presumir; considerar; asumir; creer en

Conjugations for geloven:

o.t.t.
  1. geloof
  2. gelooft
  3. gelooft
  4. geloven
  5. geloven
  6. geloven
o.v.t.
  1. geloofde
  2. geloofde
  3. geloofde
  4. geloofden
  5. geloofden
  6. geloofden
v.t.t.
  1. heb geloofd
  2. hebt geloofd
  3. heeft geloofd
  4. hebben geloofd
  5. hebben geloofd
  6. hebben geloofd
v.v.t.
  1. had geloofd
  2. had geloofd
  3. had geloofd
  4. hadden geloofd
  5. hadden geloofd
  6. hadden geloofd
o.t.t.t.
  1. zal geloven
  2. zult geloven
  3. zal geloven
  4. zullen geloven
  5. zullen geloven
  6. zullen geloven
o.v.t.t.
  1. zou geloven
  2. zou geloven
  3. zou geloven
  4. zouden geloven
  5. zouden geloven
  6. zouden geloven
en verder
  1. ben geloofd
  2. bent geloofd
  3. is geloofd
  4. zijn geloofd
  5. zijn geloofd
  6. zijn geloofd
diversen
  1. geloof!
  2. gelooft!
  3. geloofd
  4. gelovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor geloven:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
asumir aannemen; geloven aannemen; aanvaarden; accepteren; cadeau aannemen; ervan uitgaan; op zich nemen
considerar aannemen; geloven aanmerken; afwegen; bedenken; beraadslagen; beraden; beschouwen; bespiegelen; consideren; considereren; iets overwegen; in overweging nemen; nadenken; op het oog hebben; overdenken; overleggen; overpeinzen; overwegen; peinzen; raad inwinnen; zich beraden
creer aannemen; geloven inleven; invoelen; meeleven; voelen
creer en aannemen; geloven
presumir aannemen; geloven aannemen; ervan uitgaan; gissen; gissing maken; grootspreken; opscheppen; opsnijden; postuleren; raden; snoeven; uitgaan van; veronderstellen; vooronderstellen
suponer aannemen; geloven aannemen; ervan uitgaan; gissen; gissing maken; raden; speculeren op; uitgaan van; veronderstellen
- aannemen

Synoniemen voor "geloven":


Verwante definities voor "geloven":

  1. denken dat het waar is1
    • Pim gelooft niet meer in sinterklaas1
  2. helemaal op iets of iemand vertrouwen1
    • ik geloof in de vooruitgang1

Wiktionary: geloven

geloven
verb
  1. overtuigd zijn dat iets waar is

Cross Translation:
FromToVia
geloven creer believe — to accept that someone is telling the truth (object: person)
geloven creer believe — to accept as true
geloven creer creed — believe
geloven suponer; pensar think — guess, reckon
geloven entender understand — to believe, based on information
geloven creer glaubenreligiös sein, an einen oder mehrere Gott glauben; in seinem Glauben überzeugt sein
geloven creer; suponer glauben»etwas glauben«/»glauben, dass«; subjektiv:
geloven creer; confiar glauben»jemandem glauben« (Dativ): sich auf jemanden vertrauensvoll verlassen
geloven creer; recononcer croiretenir pour véritable.