Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. geravot:
  2. ravotten:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geravot (Nederlands) in het Spaans

geravot:

geravot [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. geravot (stoeipartij; stoeierij; gedonderjaag; gestoei)
    la molestia; la discusión; el problemas; la acusación; el follón; la chapuzas; el barullo; el jugueteo

Vertaal Matrix voor geravot:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acusación gedonderjaag; geravot; gestoei; stoeierij; stoeipartij aanklacht; aantijging; beschuldigen; beschuldiging; gezichtsmasker; insinuatie; requisitoir; tenlastelegging; verdachtmaking
barullo gedonderjaag; geravot; gestoei; stoeierij; stoeipartij donderslagen; drukte; gedoe; gedonder; gedrang; heisa; herrie; kabaal; lawaai; leven; luidruchtigheid; omhaal; oploop; rumoer; soepzootje; spektakel; toeloop; toestand; toevloed
chapuzas gedonderjaag; geravot; gestoei; stoeierij; stoeipartij donderslagen; gedonder; geflikflooi; geklodder; geklooi; geknoei; gemier; gerommel; gerotzooi; gesjoemel; gezeur; knoeier; koekenbakker; koekhakker
discusión gedonderjaag; geravot; gestoei; stoeierij; stoeipartij argument; bespreken; conversatie; debat; discussie; dispuut; gebakkelei; gedachtenverandering; gedachtewisseling; gehakketak; geharrewar; gekibbel; gekif; gekijf; gekrakeel; geruzie; geschil; gesprek; mondeling onderhoud; reactie op; redestrijd; redetwist; ruzie; spreken over; twist; twistgesprek; verenigingsdispuut; woordenstrijd; woordenwisseling
follón gedonderjaag; geravot; gestoei; stoeierij; stoeipartij drukte; gedram; geharrewar; gemekker; gezanik; gezeur; heisa; krakeel
jugueteo gedonderjaag; geravot; gestoei; stoeierij; stoeipartij gesol; gespeel; kinderspel; spel; stoeiziekheid
molestia gedonderjaag; geravot; gestoei; stoeierij; stoeipartij allegaartje; bemoeilijking; beslommering; breidel; ergernis; geharrewar; gelazer; hinder; kwaal; last; mengelmoes; misnoegen; moeite; narigheid; onaangenaamheid; onbehaaglijkheid; onbehagen; ongemak; ongerief; ontevredenheid; onvrede; overlast; samenraapsel; slepende ziekte; soesa; stoornis; trammelant
problemas gedonderjaag; geravot; gestoei; stoeierij; stoeipartij allegaartje; chagrijn; defecten; ellende; ergernis; fouten; gebreken; geharrewar; gelazer; gemekker; getob; gezanik; gezeur; kommer; kwel; mankementen; mengelmoes; misère; moeilijkheden; moeilijkheid; narigheden; narigheid; ongemakken; ongerieven; penarie; perikelen; probleem; problemen; samenraapsel; sores; tobben; trammelant; zorgen

ravotten:

ravotten werkwoord (ravot, ravotte, ravotten, geravot)

  1. ravotten (stoeien; dollen; zich uitleven; wild spelen; wild rennen)
    juguetear

Conjugations for ravotten:

o.t.t.
  1. ravot
  2. ravot
  3. ravot
  4. ravotten
  5. ravotten
  6. ravotten
o.v.t.
  1. ravotte
  2. ravotte
  3. ravotte
  4. ravotten
  5. ravotten
  6. ravotten
v.t.t.
  1. heb geravot
  2. hebt geravot
  3. heeft geravot
  4. hebben geravot
  5. hebben geravot
  6. hebben geravot
v.v.t.
  1. had geravot
  2. had geravot
  3. had geravot
  4. hadden geravot
  5. hadden geravot
  6. hadden geravot
o.t.t.t.
  1. zal ravotten
  2. zult ravotten
  3. zal ravotten
  4. zullen ravotten
  5. zullen ravotten
  6. zullen ravotten
o.v.t.t.
  1. zou ravotten
  2. zou ravotten
  3. zou ravotten
  4. zouden ravotten
  5. zouden ravotten
  6. zouden ravotten
diversen
  1. ravot!
  2. ravot!
  3. geravot
  4. ravottend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ravotten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
juguetear dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven robbedoezen; ronddartelen