Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gezanik (Nederlands) in het Spaans

gezanik:

gezanik [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het gezanik (gedram; gezeur)
    el follón; el rollo; el jaleo; la matraca; la machaconería
    • follón [el ~] zelfstandig naamwoord
    • rollo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • jaleo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • matraca [la ~] zelfstandig naamwoord
    • machaconería [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. het gezanik (gezeur; gemekker)
    el follón; la desgracia; el desastre; la miseria; el problemas; la tabarra; el fárrago; el follones

Vertaal Matrix voor gezanik:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desastre gemekker; gezanik; gezeur broddelwerk; catastrofe; debacle; ellende; farce; gebrek; gelazer; gevaar; handicap; ineenstorting; ineenzakking; instorting; kladwerk; knoeiwerk; knutselwerk; kommer; kwel; lichaamsgebrek; malheur; misère; moeilijkheden; narigheid; nood; noodtoestand; ongeluk; onheil; onheilsdreiging; onspoed; pech; prutswerk; ramp; rampspoed; schertsvertoning; tegenslag; tegenspoed; terugslag; trammelant
desgracia gemekker; gezanik; gezeur autorisatie; beproeving; bezoeking; ellende; ergernis; fiat; gelazer; grief; kommer; kwel; kwelling; leed; machtiging; malheur; misère; moeilijkheden; narigheid; nood; ongeluk; ongenade; ongunst; onheil; onspoed; pech; pijn; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenspoed; temptatie; terugslag; terugslagen; toestemming; trammelant
follones gemekker; gezanik; gezeur
follón gedram; gemekker; gezanik; gezeur drukte; gedonderjaag; geharrewar; geravot; gestoei; heisa; krakeel; stoeierij; stoeipartij
fárrago gemekker; gezanik; gezeur drukte; gedoe; getob; omhaal
jaleo gedram; gezanik; gezeur drukte; gedoe; gedrang; geharrewar; geluid; getob; hinder; last; moeite; omhaal; overlast; rommelig gedoe; rumoer; soesa; toeloop; toevloed
machaconería gedram; gezanik; gezeur geharrewar; getob
matraca gedram; gezanik; gezeur geharrewar
miseria gemekker; gezanik; gezeur armoede; armzaligheid; barheid; behoeftigheid; catastrofe; chagrijn; droefenis; ellende; ergernis; gebrek; gelazer; hulpbehoevendheid; karigheid; kommer; kwel; leed; misère; moeilijkheden; moeilijkheid; narigheid; nood; noodwendigheid; penarie; pijn; poverheid; probleem; problemen; ramp; schamelheid; schraalheid; sores; tegenslagen; trammelant; treurigheid; treurnis; verdriet; zorgen
problemas gemekker; gezanik; gezeur allegaartje; chagrijn; defecten; ellende; ergernis; fouten; gebreken; gedonderjaag; geharrewar; gelazer; geravot; gestoei; getob; kommer; kwel; mankementen; mengelmoes; misère; moeilijkheden; moeilijkheid; narigheden; narigheid; ongemakken; ongerieven; penarie; perikelen; probleem; problemen; samenraapsel; sores; stoeierij; stoeipartij; tobben; trammelant; zorgen
rollo gedram; gezanik; gezeur chaos; ellende; geharrewar; heksenketel; keet; kommer; kwel; misère; personageuitbeelding; puinhoop; regelloosheid; rol; tonneau; wanorde; wanordelijkheid; zootje
tabarra gemekker; gezanik; gezeur getob
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desastre knudde

zaniken:

zaniken werkwoord (zanik, zanikt, zanikte, zanikten, gezanik)

  1. zaniken (talmen; hannesen; zeiken; )
    tardar; hacer más lento; demorar; vacilar; retrasar; demorarse

Conjugations for zaniken:

o.t.t.
  1. zanik
  2. zanikt
  3. zanikt
  4. zaniken
  5. zaniken
  6. zaniken
o.v.t.
  1. zanikte
  2. zanikte
  3. zanikte
  4. zanikten
  5. zanikten
  6. zanikten
v.t.t.
  1. heb gezanik
  2. hebt gezanik
  3. heeft gezanik
  4. hebben gezanik
  5. hebben gezanik
  6. hebben gezanik
v.v.t.
  1. had gezanik
  2. had gezanik
  3. had gezanik
  4. hadden gezanik
  5. hadden gezanik
  6. hadden gezanik
o.t.t.t.
  1. zal zaniken
  2. zult zaniken
  3. zal zaniken
  4. zullen zaniken
  5. zullen zaniken
  6. zullen zaniken
o.v.t.t.
  1. zou zaniken
  2. zou zaniken
  3. zou zaniken
  4. zouden zaniken
  5. zouden zaniken
  6. zouden zaniken
diversen
  1. zanik!
  2. zanikt!
  3. gezanik
  4. zanikend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor zaniken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
demorar aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren aarzelen; dubben; ophouden; opschorten; opschuiven; rekken; talmen; temporiseren; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven; weifelen
demorarse aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren aarzelen; dralen; drentelen; dubben; ophouden; rekken; talmen; temporiseren; teuten; treuzelen; vertragen; weifelen
hacer más lento aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren
retrasar aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren opschorten; opschuiven; rekken; temporiseren; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven
tardar aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren opschorten; opschuiven; rekken; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven
vacilar aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren aarzelen; betwijfelen; fluctueren; omwisselen; twijfelen; variëren; wankelen; weifelen; wisselen

Wiktionary: zaniken

zaniken
verb
  1. hinderlijk ergens over blijven klagen

Cross Translation:
FromToVia
zaniken refunfuñar; gruñir nörgelnpenetrant/störend, aber nicht aggressiv seinen Unmut äußern