Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. gezeten:
  2. zitten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gezeten (Nederlands) in het Spaans

gezeten:


zitten:

zitten werkwoord (zit, zat, zaten, gezeten)

  1. zitten
    sentarse
  2. zitten
    sentar

Conjugations for zitten:

o.t.t.
  1. zit
  2. zit
  3. zit
  4. zitten
  5. zitten
  6. zitten
o.v.t.
  1. zat
  2. zat
  3. zat
  4. zaten
  5. zaten
  6. zaten
v.t.t.
  1. heb gezeten
  2. hebt gezeten
  3. heeft gezeten
  4. hebben gezeten
  5. hebben gezeten
  6. hebben gezeten
v.v.t.
  1. had gezeten
  2. had gezeten
  3. had gezeten
  4. hadden gezeten
  5. hadden gezeten
  6. hadden gezeten
o.t.t.t.
  1. zal zitten
  2. zult zitten
  3. zal zitten
  4. zullen zitten
  5. zullen zitten
  6. zullen zitten
o.v.t.t.
  1. zou zitten
  2. zou zitten
  3. zou zitten
  4. zouden zitten
  5. zouden zitten
  6. zouden zitten
diversen
  1. zit!
  2. zit!
  3. gezeten
  4. zittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor zitten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sentar zitten
sentarse zitten gaan zitten; plaatsnemen; zich neerzetten; zich zetten
- bevinden; ophouden

Verwante woorden van "zitten":

  • zit

Synoniemen voor "zitten":


Verwante definities voor "zitten":

  1. daar zijn1
    • hij zit boven1
  2. ermee bezigzijn1
    • hij zit te kleuren1
  3. iets wat daar is1
    • er zit een vlek op je broek1
  4. in die toestand zijn1
    • hij zit in spanning1
  5. op je billen rusten1
    • hij zit in de grote stoel1
  6. passen1
    • dat jasje zit goed1

Wiktionary: zitten

zitten
verb
  1. op het zitvlak rusten

Cross Translation:
FromToVia
zitten estar be — occupy a place
zitten sentar; estar sentado sit — of a person, be in a position in which the upper body is upright and the legs are supported
zitten haber there be — to exist
zitten posarse; sentarse setzen — (reflexiv) sich selbst in eine sitzende Position bringen

Verwante vertalingen van gezeten