Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. hotel:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hotel (Nederlands) in het Spaans

hotel:

hotel [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het hotel (herberg)
    el hotel; la habitación; el hostal; la empresa hotelera; la casa de huéspedes; la pensión; el internado

Vertaal Matrix voor hotel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
casa de huéspedes herberg; hotel gasthuis; herberg; kosthuis; logement; pension
empresa hotelera herberg; hotel hotelbedrijf; hotellerie; hotelmaatschappij; hotelwezen
habitación herberg; hotel accommodatie; behuizing; bewoning; huis; huisvesting; kwartier; onderbrenging; onderdak; onderkomen; pand; pension; perceel; tehuis; verblijfplaats
hostal herberg; hotel hotelbedrijf
hotel herberg; hotel hotelbedrijf
internado herberg; hotel internaat; kosthuis; kostschool; pensionaat
pensión herberg; hotel a.o.w.-uitkering; jaargeld; kostgeld; kosthuis; pensioen; pension

Verwante woorden van "hotel":

  • hotels

Verwante definities voor "hotel":

  1. gebouw waar je kunt eten en overnachten1
    • we logeerden in een hotel1

Wiktionary: hotel


Cross Translation:
FromToVia
hotel hotel HotelBeherbergungsbetrieb, der neben Raum zur Unterbringung, Verpflegung und Aufenthalt von Gast auch über eine Rezeption verfügt
hotel hotel; albergue hôtel — Établissement d’hébergement

Verwante vertalingen van hotel