Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. huisbezoek:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor huisbezoek (Nederlands) in het Spaans

huisbezoek:

huisbezoek [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het huisbezoek (doktersbezoek; ziekenbezoek)
    la visita a domicilio; la visita; la frecuentación

Vertaal Matrix voor huisbezoek:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
frecuentación doktersbezoek; huisbezoek; ziekenbezoek opwachting
visita doktersbezoek; huisbezoek; ziekenbezoek aanloop; bezichtigen; bezichtiging; bezoek; gast; logé; opwachting; overnachter; slaapgast; slaper; treffer; visitatie; visite
visita a domicilio doktersbezoek; huisbezoek; ziekenbezoek

Verwante woorden van "huisbezoek":

  • huisbezoeken