Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. in gesprek zijn:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor in gesprek zijn (Nederlands) in het Spaans

in gesprek zijn:

in gesprek zijn werkwoord (ben in gesprek, bent in gesprek, is in gesprek, was in gesprek, waren in gesprek, in gesprek geweest)

  1. in gesprek zijn (bezet zijn)

Conjugations for in gesprek zijn:

o.t.t.
  1. ben in gesprek
  2. bent in gesprek
  3. is in gesprek
  4. zijn in gesprek
  5. zijn in gesprek
  6. zijn in gesprek
o.v.t.
  1. was in gesprek
  2. was in gesprek
  3. was in gesprek
  4. waren in gesprek
  5. waren in gesprek
  6. waren in gesprek
v.t.t.
  1. ben in gesprek geweest
  2. bent in gesprek geweest
  3. is in gesprek geweest
  4. zijn in gesprek geweest
  5. zijn in gesprek geweest
  6. zijn in gesprek geweest
v.v.t.
  1. was in gesprek geweest
  2. was in gesprek geweest
  3. was in gesprek geweest
  4. waren in gesprek geweest
  5. waren in gesprek geweest
  6. waren in gesprek geweest
o.t.t.t.
  1. zal in gesprek zijn
  2. zult in gesprek zijn
  3. zal in gesprek zijn
  4. zullen in gesprek zijn
  5. zullen in gesprek zijn
  6. zullen in gesprek zijn
o.v.t.t.
  1. zou in gesprek zijn
  2. zou in gesprek zijn
  3. zou in gesprek zijn
  4. zouden in gesprek zijn
  5. zouden in gesprek zijn
  6. zouden in gesprek zijn
diversen
  1. ben in gesprek!
  2. bent in gesprek!
  3. in gesprek geweest
  4. in gesprek zijnd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor in gesprek zijn:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
estar ocupado bezet zijn; in gesprek zijn te doen hebben
estar tareado bezet zijn; in gesprek zijn

Verwante vertalingen van in gesprek zijn