Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ingetrokken (Nederlands) in het Spaans

ingetrokken:

ingetrokken bijvoeglijk naamwoord

  1. ingetrokken
    recogido; retraído; revocado; establecido; metido; retirado; asentado; anulado; ensimismado; con sede en

Vertaal Matrix voor ingetrokken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
retirado AOWer; gepensioneerde; vijfenzestigplusser
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anulado ingetrokken
asentado ingetrokken competent; deskundig; gevestigd; gezeten; oordeelkundig; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig; woonachtig; zetelend
con sede en ingetrokken gevestigd; gezeteld; gezeten; woonachtig; zetelend
ensimismado ingetrokken in gedachten verzonken; mijmerend; nadenkend; peinzend
establecido ingetrokken bepaald; gedetermineerd; gefundeerd; gegrond; geschat; gesetteld; gesticht; gevestigd; gezeten; opgericht; woonachtig; zetelend
metido ingetrokken gelegd
recogido ingetrokken geplukt; opgeraapt
retirado ingetrokken eenkennig; eenzelvig; introvert; mensenschuw; teruggetrokken; uitgelopen; uitgelopen van vergadering; uitgetreden
retraído ingetrokken eenkennig; eenzelvig; geheimzinnig; gereserveerd; gesloten; ingetogen; introvert; koel; mensenschuw; schichtig; schrikachtig; teruggetrokken; terughoudend; terughoudende; vreesachtig
revocado ingetrokken

ingetrokken vorm van intrekken:

intrekken werkwoord (trek in, trekt in, trok in, trokken in, ingetrokken)

  1. intrekken (herroepen; terugkomen op; terugnemen)
    revocar; anular; derogar
  2. intrekken (annuleren; afzeggen; nietig verklaren; afbestellen; afgelasten)
    cancelar; anular; revertir; deshacer; tachar; revocar; escamar; desdar; declarar nulo
  3. intrekken (zijn woorden terugnemen; herroepen; terugkomen op)

Conjugations for intrekken:

o.t.t.
  1. trek in
  2. trekt in
  3. trekt in
  4. trekken in
  5. trekken in
  6. trekken in
o.v.t.
  1. trok in
  2. trok in
  3. trok in
  4. trokken in
  5. trokken in
  6. trokken in
v.t.t.
  1. heb ingetrokken
  2. hebt ingetrokken
  3. heeft ingetrokken
  4. hebben ingetrokken
  5. hebben ingetrokken
  6. hebben ingetrokken
v.v.t.
  1. had ingetrokken
  2. had ingetrokken
  3. had ingetrokken
  4. hadden ingetrokken
  5. hadden ingetrokken
  6. hadden ingetrokken
o.t.t.t.
  1. zal intrekken
  2. zult intrekken
  3. zal intrekken
  4. zullen intrekken
  5. zullen intrekken
  6. zullen intrekken
o.v.t.t.
  1. zou intrekken
  2. zou intrekken
  3. zou intrekken
  4. zouden intrekken
  5. zouden intrekken
  6. zouden intrekken
diversen
  1. trek in!
  2. trekt in!
  3. ingetrokken
  4. intrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

intrekken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. intrekken (herroepen; opheffen; terugnemen)
    el revocar; el anular; el desdecirse

Vertaal Matrix voor intrekken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anular herroepen; intrekken; opheffen; terugnemen
desdecirse herroepen; intrekken; opheffen; terugnemen
deshacer lostornen; ongedaan maken
revocar herroepen; intrekken; opheffen; terugnemen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anular afbestellen; afgelasten; afzeggen; annuleren; herroepen; intrekken; nietig verklaren; terugkomen op; terugnemen afblazen; afbreken; afgelasten; afspraak afzeggen; afwijzen; afzeggen; delgen; doorhalen; herroepen; nullificeren; ondervangen; ongeldig maken; opheffen; schrappen; te niet doen; teniet doen; tenietdoen; terugdraaien; terugroepen; terugschroeven; verijdelen; vernietigen; weigeren
cancelar afbestellen; afgelasten; afzeggen; annuleren; intrekken; nietig verklaren afblazen; afgelasten; afzeggen; annuleren; delgen; doorhalen; nullificeren; ondervangen; opheffen; schrappen; te niet doen; teniet doen; tenietdoen; terugdraaien; verijdelen; vernietigen
declarar nulo afbestellen; afgelasten; afzeggen; annuleren; intrekken; nietig verklaren
derogar herroepen; intrekken; terugkomen op; terugnemen herroepen; terugroepen
desdar afbestellen; afgelasten; afzeggen; annuleren; intrekken; nietig verklaren te niet doen
desdecirse herroepen; intrekken; terugkomen op; zijn woorden terugnemen
deshacer afbestellen; afgelasten; afzeggen; annuleren; intrekken; nietig verklaren aantasten; aanvreten; afkoppelen; bederven; beschadigen; kraken; losbreken; loshaken; loshalen; loskoppelen; loskrijgen; losmaken; lostornen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; openbreken; scheiden; splitsen; te niet doen; tornen; uit elkaar halen; uiteengaan; uiteenhalen; uithalen; uitpluizen; uitrafelen; uitsplitsen; uittrekken; uitvezelen; uitzoeken
escamar afbestellen; afgelasten; afzeggen; annuleren; intrekken; nietig verklaren afschrijven; te niet doen
revertir afbestellen; afgelasten; afzeggen; annuleren; intrekken; nietig verklaren overspoelen; te niet doen; terugdraaien; terugkeren
revocar afbestellen; afgelasten; afzeggen; annuleren; herroepen; intrekken; nietig verklaren; terugkomen op; terugnemen herroepen; terugroepen
tachar afbestellen; afgelasten; afzeggen; annuleren; intrekken; nietig verklaren doorstrepen; iemand schrappen; royeren; te niet doen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anular circulaire; ringvormig

Wiktionary: intrekken


Cross Translation:
FromToVia
intrekken penetrar einziehen — in etwas eindringen
intrekken llamar a filas einziehenMilitär: jemanden zum Militärdienst einberufen
intrekken retirar; recuperar; arrancar retirertirer à nouveau.