Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. inhaken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor inhaken (Nederlands) in het Spaans

inhaken:

inhaken werkwoord (haak in, haakt in, haakte in, haakten in, ingehaakt)

  1. inhaken
    agarrar; enganchar en; enlazar

Conjugations for inhaken:

o.t.t.
  1. haak in
  2. haakt in
  3. haakt in
  4. haken in
  5. haken in
  6. haken in
o.v.t.
  1. haakte in
  2. haakte in
  3. haakte in
  4. haakten in
  5. haakten in
  6. haakten in
v.t.t.
  1. heb ingehaakt
  2. hebt ingehaakt
  3. heeft ingehaakt
  4. hebben ingehaakt
  5. hebben ingehaakt
  6. hebben ingehaakt
v.v.t.
  1. had ingehaakt
  2. had ingehaakt
  3. had ingehaakt
  4. hadden ingehaakt
  5. hadden ingehaakt
  6. hadden ingehaakt
o.t.t.t.
  1. zal inhaken
  2. zult inhaken
  3. zal inhaken
  4. zullen inhaken
  5. zullen inhaken
  6. zullen inhaken
o.v.t.t.
  1. zou inhaken
  2. zou inhaken
  3. zou inhaken
  4. zouden inhaken
  5. zouden inhaken
  6. zouden inhaken
diversen
  1. haak in!
  2. haakt in!
  3. ingehaakt
  4. inhakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor inhaken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agarrar aangrijpen; aanklampen; aanpakken; aanvatten; beetnemen; beetpakken; greep; vastpakken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agarrar inhaken aangrijpen; aanklampen; aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; binden; boeien; graaien; grabbelen; grijpen; ketenen; klauwen; klemmen; kluisteren; knellen; omklemmen; ontroeren; pakken; snuffelen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verneuken; verstrikken
enganchar en inhaken
enlazar inhaken aangaan; aanknopen; dichtrijgen; dichtsnoeren; ineenvlechten; omvlechten; rijgen; samenweven; toesnoeren; verbinden; vervlechten; verweven