Nederlands

Uitgebreide vertaling voor inlopen (Nederlands) in het Spaans

inlopen:

inlopen werkwoord (loop in, loopt in, liep in, liepen in, ingelopen)

  1. inlopen (inhalen)
    alcanzar; recuperar
  2. inlopen (op bezoek komen; bezoeken; langskomen; )
    visitar; pasar a ver; pasar por; ir a ver
  3. inlopen (instinken; intuinen)

Conjugations for inlopen:

o.t.t.
  1. loop in
  2. loopt in
  3. loopt in
  4. lopen in
  5. lopen in
  6. lopen in
o.v.t.
  1. liep in
  2. liep in
  3. liep in
  4. liepen in
  5. liepen in
  6. liepen in
v.t.t.
  1. ben ingelopen
  2. bent ingelopen
  3. is ingelopen
  4. zijn ingelopen
  5. zijn ingelopen
  6. zijn ingelopen
v.v.t.
  1. was ingelopen
  2. was ingelopen
  3. was ingelopen
  4. waren ingelopen
  5. waren ingelopen
  6. waren ingelopen
o.t.t.t.
  1. zal inlopen
  2. zult inlopen
  3. zal inlopen
  4. zullen inlopen
  5. zullen inlopen
  6. zullen inlopen
o.v.t.t.
  1. zou inlopen
  2. zou inlopen
  3. zou inlopen
  4. zouden inlopen
  5. zouden inlopen
  6. zouden inlopen
diversen
  1. loop in!
  2. loopt in!
  3. ingelopen
  4. inlopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

inlopen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. inlopen (warmlopen)
    el calentamiento

Vertaal Matrix voor inlopen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
caer en la trampa intrappen; trappen in
calentamiento inlopen; warmlopen het verwarmen; kachel; opwarming; verwarming; verwarmingsinstallatie
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alcanzar inhalen; inlopen aangeven; aanreiken; achteropkomen; behalen; bereiken; beroeren; binnenbrengen; binnenhalen; brengen; doordringen; gebukt gaan onder; geraken; geven; komen tot; langs brengen; meebrengen; penetreren in; raken; reiken; terecht komen; torsen; treffen; verkrijgen; winnen
caer en la trampa inlopen; instinken; intuinen in het nauw brengen
ir a ver aankomen; bezoeken; inlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen aankomen; bekijken; bezichtigen; bezoeken; iemand opzoeken; inspecteren; langsgaan; langskomen; naslaan; op visite gaan; opzoeken; voorbijkomen
pasar a ver aankomen; bezoeken; inlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen aankomen; bezoeken; iemand opzoeken; langsgaan; langskomen; op visite gaan; voorbijkomen
pasar por aankomen; bezoeken; inlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen aankomen; beleven; berechten; bezoeken; doorgaan voor; doorheen reizen; doorleven; doormaken; doorreizen; doorstaan; een stapje verder gaan; erdoor gaan; ervaren; gewaarworden; heten; iemand opzoeken; langsgaan; langskomen; moeten doorgaan voor; ondervinden; op visite gaan; reizen door; verdergaan; verdragen; verduren; verteren; vervolgen; voelen; voorbijkomen; voorbijlopen
recuperar inhalen; inlopen aanvragen; bekomen; bijspijkeren; goedmaken; heroveren; herstellen; herwinnen; inhalen; ophalen; opkrabbelen; opvragen; terugwinnen; verzoeken; vragen; zich hervinden
visitar aankomen; bezoeken; inlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen aankomen; aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien; bezoeken; iemand opzoeken; inspecteren; langsgaan; langskomen; op visite gaan; voorbijkomen