Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. inslapen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor inslapen (Nederlands) in het Spaans

inslapen:

inslapen werkwoord (slaap in, slaapt in, sliep in, sliepen in, ingeslapen)

  1. inslapen (overlijden; sterven; doodgaan; )
    morir; morirse; dormirse; fallecer; abandonar; adormecerse; adormilarse; dormitarse
  2. inslapen (doodgaan; overlijden; sterven; )
    morir; caer; morirse; perecer; fallecer; desaparecer

Conjugations for inslapen:

o.t.t.
  1. slaap in
  2. slaapt in
  3. slaapt in
  4. slapen in
  5. slapen in
  6. slapen in
o.v.t.
  1. sliep in
  2. sliep in
  3. sliep in
  4. sliepen in
  5. sliepen in
  6. sliepen in
v.t.t.
  1. ben ingeslapen
  2. bent ingeslapen
  3. is ingeslapen
  4. zijn ingeslapen
  5. zijn ingeslapen
  6. zijn ingeslapen
v.v.t.
  1. was ingeslapen
  2. was ingeslapen
  3. was ingeslapen
  4. waren ingeslapen
  5. waren ingeslapen
  6. waren ingeslapen
o.t.t.t.
  1. zal inslapen
  2. zult inslapen
  3. zal inslapen
  4. zullen inslapen
  5. zullen inslapen
  6. zullen inslapen
o.v.t.t.
  1. zou inslapen
  2. zou inslapen
  3. zou inslapen
  4. zouden inslapen
  5. zouden inslapen
  6. zouden inslapen
diversen
  1. slaap in!
  2. slaapt in!
  3. ingeslapen
  4. inslapend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor inslapen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desaparecer afsterven; tenietgaan; uitvallen; wegvallen
fallecer uitvallen; wegvallen
morirse creperen; wegsterven
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abandonar doodgaan; heengaan; inslapen; ontslapen; overlijden; sterven; verscheiden aangeven; afbreken; afhaken; afkijken; afreizen; afvallen; afzeggen; afzien van; afzien van rechtsvervolging; declareren; ermee uitscheiden; eruitstappen; heengaan; in de steek laten; inschrijven; intekenen; loskrijgen; losmaken; lostornen; opgeven; ophouden; seponeren; spieken; staken; stoppen; tornen; uithalen; uitscheiden; uittrekken; verdwijnen; verlaten; vertrekken; wegreizen; wegtrekken
adormecerse doodgaan; heengaan; inslapen; ontslapen; overlijden; sterven; verscheiden indommelen; indutten; insluimeren; wegzakken
adormilarse doodgaan; heengaan; inslapen; ontslapen; overlijden; sterven; verscheiden luwen; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; wegsterven
caer bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen afleggen; afzien van rechtsvervolging; bezwijken; breken; buitelen; duikelen; het onderspit delven; kapot gaan; kelderen; omrollen; omvallen; omvervallen; onderuitgaan; op zijn bek gaan; seponeren; sneuvelen; sodemieteren; strijd verliezen; stuk gaan; ten onder gaan; ten val komen; tenondergaan; vallen; vergaan; zakken
desaparecer bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen aanrekenen; aanwrijven; achteruitgaan; afnemen; declineren; doorleven; doorstaan; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; minder worden; missen; verdragen; verduren; verdwijnen; verhuizen; verkassen; vermissen; verteren
dormirse doodgaan; heengaan; inslapen; ontslapen; overlijden; sterven; verscheiden verslapen
dormitarse doodgaan; heengaan; inslapen; ontslapen; overlijden; sterven; verscheiden
fallecer bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; ontslapen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; verscheiden; wegvallen doodgaan; kapotgaan; omkomen; overlijden; sterven
morir bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; ontslapen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; verscheiden; wegvallen afleggen; besterven; besterven van angst; bezwijken; breken; doodgaan; het onderspit delven; in de oorlog omkomen; kapot gaan; kapotgaan; omkomen; ondergaan; ophouden te bestaan; overlijden; sneuvelen; sterven; stuk gaan; te gronde gaan; ten ondergaan; tenondergaan; uitsterven
morirse bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; ontslapen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; verscheiden; wegvallen creperen; hongeren; hongerlijden; verhongeren; verrekken; zieltogen
perecer bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen doodgaan; kapotgaan; omkomen; overlijden; sterven; verongelukken

Wiktionary: inslapen


Cross Translation:
FromToVia
inslapen dormirse fall asleep — to pass into sleep