Nederlands

Uitgebreide vertaling voor invoelen (Nederlands) in het Spaans

invoelen:

invoelen werkwoord (voel in, voelt in, voelde in, voelden in, ingevoeld)

  1. invoelen (inleven; voelen; meeleven)

Conjugations for invoelen:

o.t.t.
  1. voel in
  2. voelt in
  3. voelt in
  4. voelen in
  5. voelen in
  6. voelen in
o.v.t.
  1. voelde in
  2. voelde in
  3. voelde in
  4. voelden in
  5. voelden in
  6. voelden in
v.t.t.
  1. heb ingevoeld
  2. hebt ingevoeld
  3. heeft ingevoeld
  4. hebben ingevoeld
  5. hebben ingevoeld
  6. hebben ingevoeld
v.v.t.
  1. had ingevoeld
  2. had ingevoeld
  3. had ingevoeld
  4. hadden ingevoeld
  5. hadden ingevoeld
  6. hadden ingevoeld
o.t.t.t.
  1. zal invoelen
  2. zult invoelen
  3. zal invoelen
  4. zullen invoelen
  5. zullen invoelen
  6. zullen invoelen
o.v.t.t.
  1. zou invoelen
  2. zou invoelen
  3. zou invoelen
  4. zouden invoelen
  5. zouden invoelen
  6. zouden invoelen
diversen
  1. voel in!
  2. voelt in!
  3. ingevoeld
  4. invoelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor invoelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
entender begrijpen; inzicht
pensar denken; prakkizeren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
compartir los sentimientos de inleven; invoelen; meeleven; voelen
creer inleven; invoelen; meeleven; voelen aannemen; geloven
entender inleven; invoelen; meeleven; voelen begrijpen; beseffen; betrappen; doorhebben; doorzien; doorzien hebben; inzien; kennen; met het verstand vatten; onderkennen; ondervragen; opvatten; overhoren; realiseren; snappen; uithoren; uitvragen; verhoren; verstaan
experimentar inleven; invoelen; meeleven; voelen aanschouwen; bekijken; beleven; doorleven; doormaken; doorstaan; ervaren; ervaren als; experimenteren; gewaarworden; kijken; meemaken; onderscheiden; ondervinden; ontwaren; opmerken; staren; turen; verdragen; verduren; verteren; voelen; zien
identiicarse con inleven; invoelen; meeleven; voelen
imaginarse inleven; invoelen; meeleven; voelen
intuir inleven; invoelen; meeleven; voelen aanvoelen; voorvoelen
opinar inleven; invoelen; meeleven; voelen menen; van mening zijn
pensar inleven; invoelen; meeleven; voelen afwegen; bedenken; beschouwen; bespiegelen; considereren; denken; fantaseren; in overweging nemen; meedenken; mijmeren; nadenken; overdenken; overpeinzen; overwegen; peinzen; piekeren; prakkiseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden
sentir inleven; invoelen; meeleven; voelen aanvoelen; beleven; betreuren; ervaren; gewaarworden; iets voelen; jammer vinden; ondervinden; voelen; voorvoelen