Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. kapotrijden:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kapotrijden (Nederlands) in het Spaans

kapotrijden:

kapotrijden werkwoord (rij kapot, rijdt kapot, reed kapot, reden kapot, kapot gereden)

  1. kapotrijden
    chocar

Conjugations for kapotrijden:

o.t.t.
  1. rij kapot
  2. rijdt kapot
  3. rijdt kapot
  4. rijden kapot
  5. rijden kapot
  6. rijden kapot
o.v.t.
  1. reed kapot
  2. reed kapot
  3. reed kapot
  4. reden kapot
  5. reden kapot
  6. reden kapot
v.t.t.
  1. heb kapot gereden
  2. hebt kapot gereden
  3. heeft kapot gereden
  4. hebben kapot gereden
  5. hebben kapot gereden
  6. hebben kapot gereden
v.v.t.
  1. had kapot gereden
  2. had kapot gereden
  3. had kapot gereden
  4. hadden kapot gereden
  5. hadden kapot gereden
  6. hadden kapot gereden
o.t.t.t.
  1. zal kapotrijden
  2. zult kapotrijden
  3. zal kapotrijden
  4. zullen kapotrijden
  5. zullen kapotrijden
  6. zullen kapotrijden
o.v.t.t.
  1. zou kapotrijden
  2. zou kapotrijden
  3. zou kapotrijden
  4. zouden kapotrijden
  5. zouden kapotrijden
  6. zouden kapotrijden
en verder
  1. ben kapot gereden
  2. bent kapot gereden
  3. is kapot gereden
  4. zijn kapot gereden
  5. zijn kapot gereden
  6. zijn kapot gereden
diversen
  1. rij kapot!
  2. rijdt kapot!
  3. kapot gereden
  4. kapot rijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kapotrijden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chocar kapotrijden aanrijden; belasteren; botsen; bruuskeren; een por geven; ineenslaan; kletteren; klingelen; kwaadspreken; lasteren; onheus bejegenen; op elkaar botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; ophoesten; porren; rammelen; rinkelen; smaden; stoten; stoten op; tegen elkaar slaan; tingelen; tinkelen; voor de dag komen met