Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. klunzen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor klunzen (Nederlands) in het Spaans

klunzen:

klunzen werkwoord (kluns, klunst, klunsde, klunsden, geklunsd)

  1. klunzen (klungelen; knoeien; prutsen; stuntelen)

Conjugations for klunzen:

o.t.t.
  1. kluns
  2. klunst
  3. klunst
  4. klunzen
  5. klunzen
  6. klunzen
o.v.t.
  1. klunsde
  2. klunsde
  3. klunsde
  4. klunsden
  5. klunsden
  6. klunsden
v.t.t.
  1. heb geklunsd
  2. hebt geklunsd
  3. heeft geklunsd
  4. hebben geklunsd
  5. hebben geklunsd
  6. hebben geklunsd
v.v.t.
  1. had geklunsd
  2. had geklunsd
  3. had geklunsd
  4. hadden geklunsd
  5. hadden geklunsd
  6. hadden geklunsd
o.t.t.t.
  1. zal klunzen
  2. zult klunzen
  3. zal klunzen
  4. zullen klunzen
  5. zullen klunzen
  6. zullen klunzen
o.v.t.t.
  1. zou klunzen
  2. zou klunzen
  3. zou klunzen
  4. zouden klunzen
  5. zouden klunzen
  6. zouden klunzen
diversen
  1. kluns!
  2. klunst!
  3. geklunsd
  4. klunzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor klunzen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
actuar con torpeza klungelen; klunzen; knoeien; prutsen; stuntelen broddelen; prutsen; stoethaspelen