Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. knal:
  2. knallen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor knal (Nederlands) in het Spaans

knal:

knal [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de knal (smak; dreun; klap; kwak)
    el golpe; el choque
    • golpe [el ~] zelfstandig naamwoord
    • choque [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. de knal (ontploffing; explosie; bam; plof)
    la explosión; el estallido; el ¡pum!; el ¡zas!
  3. de knal (toegebrachte klap; jens; klap; )
    la patada; el golpe; la palmada; la baza; el combate
    • patada [la ~] zelfstandig naamwoord
    • golpe [el ~] zelfstandig naamwoord
    • palmada [la ~] zelfstandig naamwoord
    • baza [la ~] zelfstandig naamwoord
    • combate [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor knal:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baza dreun; jens; klap; knal; lel; mep; tik; toegebrachte klap klap; klop; lel; mep; slag; strijd; tik; toegebrachte klap; veldslag
choque dreun; klap; knal; kwak; smak aanrijding; aanvaring; bons; botsing; collisie; doorstoot; geschok; geschud; gestoot; hort; opeen knallen; pof; schok; schokkende beweging; shock; stoot
combate dreun; jens; klap; knal; lel; mep; tik; toegebrachte klap concours; gevecht; handgemeen; kamp; kloppartij; knokpartij; matpartij; oorlog; partij; pot; slag; strijd; strijden; vechtpartij; veldslag; wedstrijd; worsteling
estallido bam; explosie; knal; ontploffing; plof emotionele uitval; losbarsting; uitbarsten; uitbarsting; uitval
explosión bam; explosie; knal; ontploffing; plof emotionele uitval; ontlading; plotselinge uitbarsting; uitbarsten; uitbarsting; uitval
golpe dreun; jens; klap; knal; kwak; lel; mep; smak; tik; toegebrachte klap bonk; bonkend geluid; bons; gevaarte; harde slag; hengst; hoek; hoekstoot; hort; joekel; kanjer; klap; klapje; klets; kletspraat; klont; klonter; klop; knaap; knak; knik; knoert; kokker; kokkerd; lel; loei; mep; muilpeer; opdoffer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; pof; quatsch; schar; schok; schokkende beweging; slag; stoot; strijd; tik; toegebrachte klap; veldslag
palmada dreun; jens; klap; knal; lel; mep; tik; toegebrachte klap handbreedte; handslag; klapje
patada dreun; jens; klap; knal; lel; mep; tik; toegebrachte klap klap; klop; lel; mep; schop; tik; toegebrachte klap; trap; voetbeweging
¡pum! bam; explosie; knal; ontploffing; plof
¡zas! bam; explosie; knal; ontploffing; plof
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
choque botsing

Verwante woorden van "knal":


Wiktionary: knal


Cross Translation:
FromToVia
knal estallido; estruendo bang — A sudden percussive noise
knal explosión; detonación bang — An explosion
knal trueno; estallido Knall — sehr kurzes, lautes Geräusch, wie von einer Detonation erzeugen

knallen:

knallen werkwoord (knal, knalt, knalde, knalden, geknald)

  1. knallen
    estallar; tronar; detonar

Conjugations for knallen:

o.t.t.
  1. knal
  2. knalt
  3. knalt
  4. knallen
  5. knallen
  6. knallen
o.v.t.
  1. knalde
  2. knalde
  3. knalde
  4. knalden
  5. knalden
  6. knalden
v.t.t.
  1. heb geknald
  2. hebt geknald
  3. heeft geknald
  4. hebben geknald
  5. hebben geknald
  6. hebben geknald
v.v.t.
  1. had geknald
  2. had geknald
  3. had geknald
  4. hadden geknald
  5. hadden geknald
  6. hadden geknald
o.t.t.t.
  1. zal knallen
  2. zult knallen
  3. zal knallen
  4. zullen knallen
  5. zullen knallen
  6. zullen knallen
o.v.t.t.
  1. zou knallen
  2. zou knallen
  3. zou knallen
  4. zouden knallen
  5. zouden knallen
  6. zouden knallen
en verder
  1. ben geknald
  2. bent geknald
  3. is geknald
  4. zijn geknald
  5. zijn geknald
  6. zijn geknald
diversen
  1. knal!
  2. knalt!
  3. geknald
  4. knallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

knallen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de knallen (klappen; smakken)
    el golpes; el estallidos

Vertaal Matrix voor knallen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
estallidos klappen; knallen; smakken
golpes klappen; knallen; smakken bonzen; dreunen; horten; opdoffers; opdonders; opduvels; oplawaaien; schokken; tegenslagen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
detonar knallen kwakken; neerkwakken; smakken
estallar knallen aan stukken springen; aanleren; afsnauwen; barsten; breken; eigen maken; exploderen; klappen; kwakken; leren; losbarsten; losbranden; losbreken; losspringen; met opzet kapotmaken; neerkwakken; neerploffen; ontploffen; openbranden; openspringen; oppikken; opsteken; over iets springen; ploffen; smakken; springen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen; uiteenspatten; uitvallen tegen; vanaf springen; verwerven
tronar knallen blaffen; brullen; bulderen; daveren; echoën; foeteren; galmen; kwakken; met krachtige stem zingen; neerkwakken; resoneren; schallen; schreeuwen; smakken; vloeken; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen

Verwante woorden van "knallen":


Wiktionary: knallen

knallen
verb
  1. een hard geluid of knal geven

Cross Translation:
FromToVia
knallen crugir; chascar; restallar craquer — Traductions à trier suivant le sens