Nederlands

Uitgebreide vertaling voor koken (Nederlands) in het Spaans

koken:

koken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. koken (de maaltijd bereiden)
    el cocinar; la preparación del comer
  2. koken (boven 100 graden zijn)
    el hervor
    • hervor [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. koken (kokerij)
    el guisoteo
  4. koken (zieden)
    el hervir
    • hervir [el ~] zelfstandig naamwoord

koken werkwoord (kook, kookt, kookte, kookten, gekookt)

  1. koken (eten bereiden; kokkerellen)

Conjugations for koken:

o.t.t.
  1. kook
  2. kookt
  3. kookt
  4. koken
  5. koken
  6. koken
o.v.t.
  1. kookte
  2. kookte
  3. kookte
  4. kookten
  5. kookten
  6. kookten
v.t.t.
  1. heb gekookt
  2. hebt gekookt
  3. heeft gekookt
  4. hebben gekookt
  5. hebben gekookt
  6. hebben gekookt
v.v.t.
  1. had gekookt
  2. had gekookt
  3. had gekookt
  4. hadden gekookt
  5. hadden gekookt
  6. hadden gekookt
o.t.t.t.
  1. zal koken
  2. zult koken
  3. zal koken
  4. zullen koken
  5. zullen koken
  6. zullen koken
o.v.t.t.
  1. zou koken
  2. zou koken
  3. zou koken
  4. zouden koken
  5. zouden koken
  6. zouden koken
en verder
  1. is gekookt
diversen
  1. kook!
  2. kookt!
  3. gekookt
  4. kokend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor koken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cocinar de maaltijd bereiden; koken
guisoteo koken; kokerij kokerij
hervir koken; zieden opkoken
hervor boven 100 graden zijn; koken
preparación del comer de maaltijd bereiden; koken
preparar bereiden; klaarmaken; toebereiden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hacer la comida eten bereiden; koken; kokkerellen
hervir aan de kook raken; koken van woede; kookpunt bereiken; uitkoken; zieden
preparar eten bereiden; koken; kokkerellen alvast neerzetten; bereiden; brouwen; gereed maken; gereedmaken; iets toebereiden; klaarmaken; klaarzetten; prepareren; toebereiden; voorbereiden; voorbereiding treffen; voorbereidingen treffen; voorbewerken; voorwerken
preparar la comida eten bereiden; koken; kokkerellen

Verwante woorden van "koken":


Verwante definities voor "koken":

  1. het gaar maken in heet water1
    • aardappels moet je koken1
  2. zo warm zijn dat er damp en bellen te zien zijn1
    • water kookt bij 100 graden1

Wiktionary: koken

koken
verb
  1. vloeistof verwarmen totdat er zich in de hele vloeistof bellen vormen die naar boven stijgen en openspringen

Cross Translation:
FromToVia
koken hervir boil — heat (a liquid) until it begins to turn into a gas
koken bullir; hervir boil — cook in boiling water
koken cocinar cook — prepare (food) for eating
koken cocer; cocinar cook — become ready for eating
koken cocinar cook — prepare food
koken cocinar; cocer kochenLebensmittel unter Einwirkung von Hitze zu einer Mahlzeit zubereiten
koken hervir; bullir bouillir — Être dans l’état d’ébullition. Se dit proprement des liquides, lorsque la chaleur ou la fermentation y produit un mouvement et qu’il se forme des bulles à la surface.
koken cocer; guisar cuirepréparer les aliments par le moyen du feu, de la chaleur, pour les rendre propres à être manger. devenir propre à être mangé ou propre à tel ou tel usage par le moyen du feu, de la chaleur.
koken cocinar cuisiner — Préparer à manger

kok:

kok [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kok (keukenmeester)
    el cocinero; el maestro de cocina

Vertaal Matrix voor kok:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cocinero keukenmeester; kok kokkie; kookster
maestro de cocina keukenmeester; kok

Verwante woorden van "kok":


Verwante definities voor "kok":

  1. wie voor z'n beroep eten klaarmaakt1
    • hij is kok in een restaurant1

Wiktionary: kok


Cross Translation:
FromToVia
kok cocinero; cocinera cook — a person who prepares food for a living
kok cocinero cuisinier — Celui qui prépare la nourriture

Verwante vertalingen van koken