Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kronkel (Nederlands) in het Spaans

kronkel:

kronkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kronkel (lusvormige kromming; lus; knoop; kink; draai)
    el nudo corredizo; el enlace; el lazo

kronkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kronkel (kromming; bocht; ronding; draai)
    la curva; la vuelta; el cimbreo; el arco; la revuelta; la curvatura
    • curva [la ~] zelfstandig naamwoord
    • vuelta [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cimbreo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • arco [el ~] zelfstandig naamwoord
    • revuelta [la ~] zelfstandig naamwoord
    • curvatura [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. de kronkel (verdraaiing; twist; draai)
    la tergiversación; la distorsión; el retorcimiento; el falseamiento

Vertaal Matrix voor kronkel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arco bocht; draai; kromming; kronkel; ronding bocht; boog; draai; handboog; kromme; kromming; kromte; strijkboog; uitbouw; welving
cimbreo bocht; draai; kromming; kronkel; ronding
curva bocht; draai; kromming; kronkel; ronding bocht; bochten; bolling; boog; buiging; draai; draaiing; handboog; kromme; kromming; kromte; kurven; richtingsverandering; ronding; uitbouw; welving; wending; zwenking
curvatura bocht; draai; kromming; kronkel; ronding boog; buiging; draaiing; kromheid; kromme; kromming
distorsión draai; kronkel; twist; verdraaiing
enlace draai; kink; knoop; kronkel; lus; lusvormige kromming aaneenkoppeling; aaneensluiting; aaneenvoeging; aansluiting; affaire; akkoord; alliantie; band; binding; bond; bondgenootschap; broederschap; connectie; contact; federatie; gebondenheid; gegevensbinding; genootschap; het gebonden zijn; koppeling; liaison; liefdesrelatie; liga; link; onderling verband; pact; relatie; samenhang; samenvoeging; schakel; sociëteit; soos; unie; verband; verbinding; verbond; verdrag; vereniging; verhouding
falseamiento draai; kronkel; twist; verdraaiing
lazo draai; kink; knoop; kronkel; lus; lusvormige kromming band; boekdeel; deel; geluidsniveau; haarband; haarlint; lint; ophanglus; volume; werpkoord
nudo corredizo draai; kink; knoop; kronkel; lus; lusvormige kromming
retorcimiento draai; kronkel; twist; verdraaiing
revuelta bocht; draai; kromming; kronkel; ronding buiging; draaiing; kromming; oproer; opstand; opstootje; rebellie; rel; tegenstand; verzet; volksoproer; volksopstand; vuistgevecht; weerstand
tergiversación draai; kronkel; twist; verdraaiing
vuelta bocht; draai; kromming; kronkel; ronding achterkant; achterstel; achterzijde; cirkel; dagtocht; draai; draaicirkel; excursie; inversie; keer; keerpunt; keerzijde; kering; kleingeld; kring; leuning; omdraaiing; omkering; omkering van de woordvolgorde; ommedraai; ommekeer; omwenteling; onaangename zijde; rentree; revolutie; rondje; rondtocht; rondwandeling; rug; rugleuning; rugstuk; rugzijde; terugkomst; terugrit; terugtocht; terugweg; thuiskomst; toer; totale verandering; uitstapje; wending; wisselgeld; zwenking

Verwante woorden van "kronkel":

  • kronkelen, kronkels, kronkeltje, kronkeltjes

kronkelen:

kronkelen werkwoord (kronkel, kronkelt, kronkelde, kronkelden, gekronkeld)

  1. kronkelen (herhaald krommen; twisten)
    serpentear; torcerse; retorcerse; enroscarse

Conjugations for kronkelen:

o.t.t.
  1. kronkel
  2. kronkelt
  3. kronkelt
  4. kronkelen
  5. kronkelen
  6. kronkelen
o.v.t.
  1. kronkelde
  2. kronkelde
  3. kronkelde
  4. kronkelden
  5. kronkelden
  6. kronkelden
v.t.t.
  1. heb gekronkeld
  2. hebt gekronkeld
  3. heeft gekronkeld
  4. hebben gekronkeld
  5. hebben gekronkeld
  6. hebben gekronkeld
v.v.t.
  1. had gekronkeld
  2. had gekronkeld
  3. had gekronkeld
  4. hadden gekronkeld
  5. hadden gekronkeld
  6. hadden gekronkeld
o.t.t.t.
  1. zal kronkelen
  2. zult kronkelen
  3. zal kronkelen
  4. zullen kronkelen
  5. zullen kronkelen
  6. zullen kronkelen
o.v.t.t.
  1. zou kronkelen
  2. zou kronkelen
  3. zou kronkelen
  4. zouden kronkelen
  5. zouden kronkelen
  6. zouden kronkelen
en verder
  1. is gekronkeld
  2. zijn gekronkeld
diversen
  1. kronkel!
  2. kronkelt!
  3. gekronkeld
  4. kronkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kronkelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
enroscarse herhaald krommen; kronkelen; twisten
retorcerse herhaald krommen; kronkelen; twisten
serpentear herhaald krommen; kronkelen; twisten deinen; fluctueren; golven; in kringetjes ronddraaien; kringelen; omwisselen; rondslingeren; slingeren; variëren; wiegelen; wisselen
torcerse herhaald krommen; kronkelen; twisten

Verwante woorden van "kronkelen":


Wiktionary: kronkelen

kronkelen
verb
  1. in veel bochten lopen of bewegen

Cross Translation:
FromToVia
kronkelen curvar; serpentear mäandernGeographie: (bezogen auf Flüsse, Bäche) einen gewundenen Verlauf wie der Mäander aufweisen, sich in Mäanderform bewegen
kronkelen contorsionar writhe — to twist or contort the body