Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. nabetalen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor nabetalen (Nederlands) in het Spaans

nabetalen:

nabetalen werkwoord (betaal na, betaalt na, betaalde na, betaalden na, nabetaald)

  1. nabetalen (aanzuiveren)

Conjugations for nabetalen:

o.t.t.
  1. betaal na
  2. betaalt na
  3. betaalt na
  4. betalen na
  5. betalen na
o.v.t.
  1. betaalde na
  2. betaalde na
  3. betaalde na
  4. betaalden na
  5. betaalden na
  6. betaalden na
v.t.t.
  1. heb nabetaald
  2. hebt nabetaald
  3. heeft nabetaald
  4. hebben nabetaald
  5. hebben nabetaald
  6. hebben nabetaald
v.v.t.
  1. had nabetaald
  2. had nabetaald
  3. had nabetaald
  4. hadden nabetaald
  5. hadden nabetaald
  6. hadden nabetaald
o.t.t.t.
  1. zal nabetalen
  2. zult nabetalen
  3. zal nabetalen
  4. zullen nabetalen
  5. zullen nabetalen
  6. zullen nabetalen
o.v.t.t.
  1. zou nabetalen
  2. zou nabetalen
  3. zou nabetalen
  4. zouden nabetalen
  5. zouden nabetalen
  6. zouden nabetalen
en verder
  1. is nabetaald
  2. zijn nabetaald
diversen
  1. betaal na!
  2. betaalt na!
  3. nabetaald
  4. nabetalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor nabetalen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arreglar afhandelen; ordenen; schikken
liquidar auctie; betalen; dokken; veiling; veilinggebouw; verkoping; verkoping per opbod; voldoen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arreglar aanzuiveren; nabetalen afdoen; afspreken; arrangeren; bedisselen; bereiden; betalen; bijleggen; brouwen; fatsoeneren; fiksen; gereedmaken; goedmaken; herstellen; hervinden; iets op touw zetten; iets regelen; iets toebereiden; in goede staat brengen; in orde brengen; in orde maken; inrichten; installeren; klaarmaken; klaren; klusje opknappen; klussen; maken; meubileren; opknappen; prepareren; rechtzetten; regelen; renoveren; repareren; restaureren; ruzie afsluiten; schikken; terugvinden; vereffenen; vernieuwen; voldoen; zich voegen
liquidar aanzuiveren; nabetalen afmaken; koudmaken; liquideren; opdoeken; opheffen; uit de weg ruimen; uitroeien; uitverkopen
pagar posteriormente aanzuiveren; nabetalen
remunerar aanzuiveren; nabetalen afrekenen; belonen; betalen; bezoldigen; compenseren; dokken; genoegdoen; goedmaken; honoreren; lonen; salariëren; vergoeden
saldar aanzuiveren; nabetalen afbetalen; afrekenen; betalen; effenen; egaliseren; genoegdoen; uitverkopen; vereffenen; verrekenen; voldoen
solventar aanzuiveren; nabetalen genoegdoen