Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. opdracht geven:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opdracht geven (Nederlands) in het Spaans

opdracht geven:

opdracht geven werkwoord (geef opdracht, geeft opdracht, gaf opdracht, gaven opdracht, opdracht gegeven)

  1. opdracht geven (instrueren; opdragen; instructie geven)
    mandar; encomendar; encargar; instruir; dar un encargo; ordenar
  2. opdracht geven
    encargar

Conjugations for opdracht geven:

o.t.t.
  1. geef opdracht
  2. geeft opdracht
  3. geeft opdracht
  4. geven opdracht
  5. geven opdracht
  6. geven opdracht
o.v.t.
  1. gaf opdracht
  2. gaf opdracht
  3. gaf opdracht
  4. gaven opdracht
  5. gaven opdracht
  6. gaven opdracht
v.t.t.
  1. heb opdracht gegeven
  2. hebt opdracht gegeven
  3. heeft opdracht gegeven
  4. hebben opdracht gegeven
  5. hebben opdracht gegeven
  6. hebben opdracht gegeven
v.v.t.
  1. had opdracht gegeven
  2. had opdracht gegeven
  3. had opdracht gegeven
  4. hadden opdracht gegeven
  5. hadden opdracht gegeven
  6. hadden opdracht gegeven
o.t.t.t.
  1. zal opdracht geven
  2. zult opdracht geven
  3. zal opdracht geven
  4. zullen opdracht geven
  5. zullen opdracht geven
  6. zullen opdracht geven
o.v.t.t.
  1. zou opdracht geven
  2. zou opdracht geven
  3. zou opdracht geven
  4. zouden opdracht geven
  5. zouden opdracht geven
  6. zouden opdracht geven
diversen
  1. geef opdracht!
  2. geeft opdracht!
  3. opdracht gegeven
  4. opdracht gevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opdracht geven:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dar un encargo instructie geven; instrueren; opdracht geven; opdragen
encargar instructie geven; instrueren; opdracht geven; opdragen aanbesteden; belasten; bestellen; bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; orderen; uitbesteden; verordenen; verordonneren; voorbestellen; vooruitbestellen
encomendar instructie geven; instrueren; opdracht geven; opdragen bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren
instruir instructie geven; instrueren; opdracht geven; opdragen afwisselen; bijbrengen; doceren; herzien; inlichten; lesgeven; onderrichten; onderwijzen; opleiden; scholen; veranderen; verwisselen; voorlichten; wijzigen
mandar instructie geven; instrueren; opdracht geven; opdragen aanvoeren; afgeven; afleveren; beheersen; belasten; bestellen; besturen; bevel voeren over; bevelen; bezorgen; brengen; capituleren; commanderen; de overhand hebben; decreteren; dicteren; doen toekomen; doordrijven; gebieden; gelasten; heerschappij voeren; heersen; heersen over; iem. iets sturen; insturen; inzenden; leiden; leiding geven; leidinggeven; machtiger zijn; majoreren; managen; onderwerpen; ontheffen; ontslaan; opdragen; opgeven; opsturen; overgeven; overhandigen; overheersen; overmaken; posten; sturen; thuisbezorgen; toezenden; uitleveren; uitsturen; verordenen; verordonneren; versturen; verzenden; voorschrijven; voorzitten; wegsturen; wegzenden; zenden; zich overgeven
ordenar instructie geven; instrueren; opdracht geven; opdragen aanvoeren; afdoen; afhandelen; afkondigen; arrangeren; belasten; bergen; beslechten; bevel voeren over; bevelen; classificeren; commanderen; decreteren; dicteren; dwingen; ficheren; forceren; gebieden; gelasten; groeperen; indelen; klusje opknappen; klussen; leiden; leidinggeven; op orde brengen; opdragen; opknappen; opruimen; ordenen; ordonneren; rangeren; rangordenen; rangschikken; renoveren; restaureren; schiften; sorteren; systematiseren; twist uit de weg ruimen; uitzoeken; verordenen; verordineren; verordonneren; voorschrijven

Wiktionary: opdracht geven


Cross Translation:
FromToVia
opdracht geven cargar; encargar; comisionar chargergarnir d’une charge.

Verwante vertalingen van opdracht geven