Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. opflikkeren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opflikkeren (Nederlands) in het Spaans

opflikkeren:

opflikkeren werkwoord (flikker op, flikkert op, flikkerde op, flikkerden op, opgeflikkerd)

  1. opflikkeren (oprotten)
    largarse

Conjugations for opflikkeren:

o.t.t.
  1. flikker op
  2. flikkert op
  3. flikkert op
  4. flikkeren op
  5. flikkeren op
  6. flikkeren op
o.v.t.
  1. flikkerde op
  2. flikkerde op
  3. flikkerde op
  4. flikkerden op
  5. flikkerden op
  6. flikkerden op
v.t.t.
  1. ben opgeflikkerd
  2. bent opgeflikkerd
  3. is opgeflikkerd
  4. zijn opgeflikkerd
  5. zijn opgeflikkerd
  6. zijn opgeflikkerd
v.v.t.
  1. was opgeflikkerd
  2. was opgeflikkerd
  3. was opgeflikkerd
  4. waren opgeflikkerd
  5. waren opgeflikkerd
  6. waren opgeflikkerd
o.t.t.t.
  1. zal opflikkeren
  2. zult opflikkeren
  3. zal opflikkeren
  4. zullen opflikkeren
  5. zullen opflikkeren
  6. zullen opflikkeren
o.v.t.t.
  1. zou opflikkeren
  2. zou opflikkeren
  3. zou opflikkeren
  4. zouden opflikkeren
  5. zouden opflikkeren
  6. zouden opflikkeren
diversen
  1. flikker op!
  2. flikkert op!
  3. opgeflikkerd
  4. opflikkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opflikkeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
largarse inrukken; ophoepelen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
largarse opflikkeren; oprotten afreizen; de plaat poetsen; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; ervandoor gaan; gaan; heengaan; hem smeren; inrukken; met de noorderzon vertrekken; naar de vijand overlopen; opbreken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren; opstappen; verdwijnen; verlaten; vertrekken; weggaan; wegreizen; wegscheren; wegtrekken; zich uit de voeten maken; zich wegscheren

Wiktionary: opflikkeren


Cross Translation:
FromToVia
opflikkeren rebotar rebondir — Faire un ou plusieurs bonds.