Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. opgenaaid:
  2. opnaaien:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opgenaaid (Nederlands) in het Spaans

opgenaaid:

opgenaaid bijvoeglijk naamwoord

  1. opgenaaid (opgestikt)
    cosido
    • cosido bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor opgenaaid:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cosido opgenaaid; opgestikt ingenaaid; vastgenaaid; vastgenaaid in

opnaaien:

opnaaien werkwoord (naai op, naait op, naaide op, naaiden op, opgenaaid)

  1. opnaaien (opstikken)
    coser

Conjugations for opnaaien:

o.t.t.
  1. naai op
  2. naait op
  3. naait op
  4. naaien op
  5. naaien op
  6. naaien op
o.v.t.
  1. naaide op
  2. naaide op
  3. naaide op
  4. naaiden op
  5. naaiden op
  6. naaiden op
v.t.t.
  1. heb opgenaaid
  2. hebt opgenaaid
  3. heeft opgenaaid
  4. hebben opgenaaid
  5. hebben opgenaaid
  6. hebben opgenaaid
v.v.t.
  1. had opgenaaid
  2. had opgenaaid
  3. had opgenaaid
  4. hadden opgenaaid
  5. hadden opgenaaid
  6. hadden opgenaaid
o.t.t.t.
  1. zal opnaaien
  2. zult opnaaien
  3. zal opnaaien
  4. zullen opnaaien
  5. zullen opnaaien
  6. zullen opnaaien
o.v.t.t.
  1. zou opnaaien
  2. zou opnaaien
  3. zou opnaaien
  4. zouden opnaaien
  5. zouden opnaaien
  6. zouden opnaaien
en verder
  1. ben opgenaaid
  2. bent opgenaaid
  3. is opgenaaid
  4. zijn opgenaaid
  5. zijn opgenaaid
  6. zijn opgenaaid
diversen
  1. naai op!
  2. naait op!
  3. opgenaaid
  4. opnaaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opnaaien:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coser opnaaien; opstikken beminnen; de liefde bedrijven; doorstikken; hechten; innaaien; liefkozen; minnekozen; minnen; naaien; stikken; vastnaaien; vrijen