Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. opscharrelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opscharrelen (Nederlands) in het Spaans

opscharrelen:

opscharrelen werkwoord (scharrel op, scharrelt op, scharrelde op, scharrelden op, opgescharreld)

  1. opscharrelen (opsnorren; opduikelen)
    pescar

Conjugations for opscharrelen:

o.t.t.
  1. scharrel op
  2. scharrelt op
  3. scharrelt op
  4. scharrelen op
  5. scharrelen op
  6. scharrelen op
o.v.t.
  1. scharrelde op
  2. scharrelde op
  3. scharrelde op
  4. scharrelden op
  5. scharrelden op
  6. scharrelden op
v.t.t.
  1. heb opgescharreld
  2. hebt opgescharreld
  3. heeft opgescharreld
  4. hebben opgescharreld
  5. hebben opgescharreld
  6. hebben opgescharreld
v.v.t.
  1. had opgescharreld
  2. had opgescharreld
  3. had opgescharreld
  4. hadden opgescharreld
  5. hadden opgescharreld
  6. hadden opgescharreld
o.t.t.t.
  1. zal opscharrelen
  2. zult opscharrelen
  3. zal opscharrelen
  4. zullen opscharrelen
  5. zullen opscharrelen
  6. zullen opscharrelen
o.v.t.t.
  1. zou opscharrelen
  2. zou opscharrelen
  3. zou opscharrelen
  4. zouden opscharrelen
  5. zouden opscharrelen
  6. zouden opscharrelen
en verder
  1. is opgescharreld
  2. zijn opgescharreld
diversen
  1. scharrel op!
  2. scharrelt op!
  3. opgescharreld
  4. opscharrelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opscharrelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pescar vissen als bedrijf; visserij
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pescar opduikelen; opscharrelen; opsnorren buitmaken; hengelen; nuttigen; vangen; verschalken; vissen; visvangen